Tłumaczenia dla hasła „vorspuren“ w niemiecko » niderlandzki słowniku

(Przełącz na niderlandzko » niemiecki)

ver·ˈspü·ren CZ. cz. przech.

verspüren

(be)speuren

verspüren

(ge)voelen

verspüren

(be)merken

Angst verspüren

een angstig gevoel hebben

ˈvor·spie·len CZ. cz. przech.

1. vorspielen MUZ.:

vorspielen

voorspelen

2. vorspielen przen. (vorheucheln):

vorspielen

voorwenden

vorspielen

doen alsof

ˈvor·se·hen³ CZ. cz. zwr. niereg.

vorsehen (sich in Acht nehmen)

zich in acht nemen

vorsehen (aufpassen)

oppassen

ˈvor·sa·gen CZ. cz. przech.

1. vorsagen:

vorsagen

voorzeggen

vorsagen TEATR

souffleren

2. vorsagen:

vorsagen

zich inprenten

vorsagen

tegen zichzelf zeggen

ˈvor·spie·geln CZ. cz. przech.

vorspiegeln

voorspiegelen

ˈvor·spre·chen¹ CZ. cz. przech. niereg.

vorsprechen TEATR, TV

vóórzeggen

vorsprechen TEATR, TV

voorspreken

vorsprechen TEATR, TV

reciteren

ˈvor·sprin·gen CZ. cz. nieprzech. niereg.

1. vorspringen:

vorspringen

naar voren springen

vorspringen

tevoorschijn springen

2. vorspringen:

vorspringen

vooruitspringen

ˈauf·spü·ren CZ. cz. przech.

aufspüren ŁOW. (entdecken)

opsporen

aufspüren (ausfindig machen)

op het spoor komen

aufspüren (ausfindig machen)

vinden

aufspüren (ausfindig machen)

ontdekken

ˈVor·spann <Vorspann(e)s, Vorspanne> [ˈfoːɐ̯ʃpan] RZ. r.m.

1. Vorspann (Zugtiere):

Vorspann

voorspan r.n.

2. Vorspann:

Vorspann TV, FILM

titels

3. Vorspann MEDIA:

Vorspann

inleiding van een persartikel

ˈVor·spiel RZ. r.n.

1. Vorspiel MUZ. (vor dem Liebesakt):

Vorspiel

voorspel r.n.

2. Vorspiel SPORT:

Vorspiel

voorwedstrijd

ˈVor·sprung RZ. r.m.

1. Vorsprung (Distanz):

Vorsprung

voorsprong

einen Vorsprung vor jdm gewinnen

een voorsprong op iem behalen [o. verkrijgen]

einen Vorsprung vor jdm gewinnen przen. a.

iem overvleugelen

2. Vorsprung ARCHIT.:

Vorsprung

voorsprong

Vorsprung

vooruitstekend gedeelte r.n.