W Twojej przeglądarce jest wyłączona obsługa JavaScript. Jeśli obsługa JavaScript zostanie uaktywniona, będziesz miał możliwość korzystania z Trenera słownictwa PONS i innych funkcji.

niderlandzko » niemiecki

Tłumaczenia dla hasła „waalven“ w niderlandzko » niemiecki słowniku (Przełącz na niemiecko » niderlandzki)

Pokaż podsumowanie wszystkich trafnych wyników

waai·en: czasownik
kal·ven: czasownik
waar·van: przysłówek
wel·ven: czasownik
waar·bo·ven: przysłówek
Waal·se: rzeczownik
waai·er: rzeczownik
waar·de: rzeczownik
waar·in: przysłówek
waar·aan: przysłówek
waan·zin: rzeczownik
waar·din: rzeczownik
waar·mee: przysłówek
del·ven: czasownik
dol·ven: czasownik
gol·ven: czasownik
wal·vis: rzeczownik
zal·vend: przymiotnik i przysłówek

Widzisz podobne wyniki: welven , waarvan , kalven , waaien , waarboven , zalvend , walvis , golven , dolven , delven , waarmee , waardin , waanzin , waaraan , waarin , waarde , waaier i Waalse

waai·en¹ <waaide/woei, h. gewaaid> [wajə(n)] CZ. cz. bezosob. ww (optreden van wind)

wehen

het waait hard

kal·ven <kalfde, h. gekalfd> [kɑlvə(n)] CZ. cz. nieprzech.

waar·van [warvɑn] PRZYSŁ.

1. waarvan (vragend):

wovon

waarvan maakt hij dat?

woraus macht er das?

waarvan is hier sprake?

wovon ist hier die Rede?

2. waarvan:

waarvan (betrekkelijk)

von +C.

waarvan (betrekkelijk)

wovon

waarvan (waarvan de/het)

von +D.

het boek waarvan zojuist sprake was

das Buch, von dem eben die Rede war

het boek waarvan de inhoud bekend is

das Buch, dessen Inhalt bekannt ist

een gelegenheid waarvan ieder gebruik zal maken

eine Gelegenheit, die jeder nutzen wird

het hout waarvan hij een stoel gemaakt heeft

das Holz, aus dem er einen Stuhl gemacht hat

wel·ven <welfde zich, h. zich gewelfd> [wɛlvə(n)] CZ. wk ww

welven zich welven:

waar·bo·ven [warbovə(n)] PRZYSŁ.

waarboven (betrekkelijk)

über +C. o B.

waarboven (betrekkelijk)

Waal·se <Waalse|n> RZ. r.ż.

Waalse forma żeńska od Waal

Zobacz też Waal

Waal <Walen> [wal] RZ. r.m.

Waal

Wallone r.m.

waai·er <waaier|s> [wajər] RZ. r.m.

Fächer r.m.

waar·de <waarde|n, waarde|s> [wardə] RZ. r.ż.

Wert r.m.

de aangegeven waarde

de waarde bepalen van iets

de gemiddelde waarde

der mittlere Wert

de gemiddelde waarde

de gemiddelde waarde

der Durchschnittswert

getaxeerde waarde

Taxwert r.m.

waarde hechten aan iets

Wert auf etw B. legen

hoogste waarde

Höchstwert r.m.

in waarde stijgen

im Wert steigen

in waarde stijgen

an Wert gewinnen

in waarde achteruitgaan

an Wert verlieren

in waarde achteruitgaan

geld in waarde verhogen

iem in zijn waarde laten

jds Würde nicht verletzen

geld in waarde (doen) verminderen

geld in waarde (doen) verminderen econ.

naar waarde schatten

nach Wert schätzen

nominale waarde

Nominalwert r.m.

nominale waarde

Nennwert r.m.

iets/iem op waarde schatten

etw/jdn nach (seinem) Wert schätzen

iets/iem op waarde schatten

etw/jdn würdigen

ter waarde van

de belasting op de toegevoegde waarde

die Mehrwertsteuer

een waarde toekennen

einen Wert beimessen

tot een waarde van

bis zum Wert von

totale waarde

Gesamtwert r.m.

is er iets van waarde bij?

ist etwas Wertvolles dabei?

de euro vermindert in waarde

der Euro verliert an Wert

waar·in [warɪn] PRZYSŁ.

1. waarin:

waarin (vragend: toestand)

worin

waarin (vragend: toestand)

wo

waarin (vragend: richting, doel)

waarin (vragend: richting, doel)

waarin heb je het gelegd?

worein hast du es gelegt?

waarin schuilt de fout?

worin steckt der Fehler?

2. waarin:

waarin (betrekkelijk: toestand)

in +C.

waarin (betrekkelijk: toestand)

worin

waarin (betrekkelijk: richting, doel)

waarin (betrekkelijk: richting, doel)

in +B.

zeg mij waarin ik gefaald heb

sage mir, worin ich versagt habe

de tijd waarin wij leven

die Zeit, in der wir leben

waar·aan [waran] PRZYSŁ.

1. waaraan (vragend):

woran

an was

waaraan denk je?

woran denkst du?

waaraan denk je?

an was denkst du?

waaraan heb je je bezeerd?

woran hast du dich verletzt?

waaraan heb ik dit te danken?

womit habe ich das verdient?

waaraan heb ik dit te danken? form.

welchem Umstand habe ich dies zu verdanken?

2. waaraan (betrekkelijk):

an +C. o B.

woran

de muur, waaraan het schilderij hing

die Wand, an der das Gemälde hing

3. waaraan (onbepaald):

woran

waan·zin [wanzɪn] RZ. r.m. geen l.mn.

1. waanzin (krankzinnigheid):

Irrsinn r.m.

Wahnsinn r.m. pot.

2. waanzin (onzinnigheid):

Irrsinn r.m.

Wahnsinn r.m. pot.

Aberwitz r.m. form.

Wahnwitz r.m.

dat is je reinste waanzin

das ist heller [o. reiner] Wahnsinn pot.

waar·din <waardin|nen> [wardɪn] RZ. r.ż.

Wirtin r.ż.

Gastwirtin r.ż.

waar·mee [warme] PRZYSŁ.

1. waarmee (vragend):

womit

waarmee kan ik u dienen?

womit kann ich Ihnen dienen?

waarmee sloeg hij je?

womit schlug er dich?

2. waarmee (betrekkelijk):

mit +C.

womit

de boot waarmee ik vertrek

das Boot, mit dem ich abfahre

del·ven <dolf/delfde, h. gedolven> [dɛlvə(n)] CZ. cz. przech.

1. delven (graven):

een kuil delven

eine Grube ausheben

2. delven (uitspitten):

3. delven mijnw.:

ertsen delven

dol·ven CZ.

dolven 3. os. l.mn. cz. prz. van delven

Zobacz też delven

del·ven <dolf/delfde, h. gedolven> [dɛlvə(n)] CZ. cz. przech.

1. delven (graven):

een kuil delven

eine Grube ausheben

2. delven (uitspitten):

3. delven mijnw.:

ertsen delven

gol·ven <golfde, h. gegolfd> [ɣɔlvə(n)] CZ. cz. nieprzech.

1. golven:

golven (een golfbeweging vertonen)

golven (krachtig)

wogen

golven (krachtig)

wallen form.

een golvende beweging

eine wellenförmige Bewegung

een golvend gewaad

ein wallendes Gewand

golvend haar

wellige(s) Haar r.n.

golvend haar (lang, loshangend)

wallende(s) Haar r.n.

een golvend lijntje

eine geschlängelte Linie

een golvend terrein

ein welliges Gelände

2. golven (met, (als) in golven stromen):

het bloed golfde uit haar mond

das Blut strömte aus ihrem Mund

wal·vis <walvis|sen> [wɑlvɪs] RZ. r.m.

Wal r.m.

zal·vend [zɑlvənt] PRZYM.

Przeszukaj słownik

niderlandzki

Interfejs: Deutsch | English | Español | Italiano | Polski