W Twojej przeglądarce jest wyłączona obsługa JavaScript. Jeśli obsługa JavaScript zostanie uaktywniona, będziesz miał możliwość korzystania z Trenera słownictwa PONS i innych funkcji.

niemiecko » niderlandzki

Tłumaczenia dla hasła „afdwingend“ w niemiecko » niderlandzki słowniku

(Przełącz na niderlandzko » niemiecki)

Pokaż podsumowanie wszystkich trafnych wyników

ˈdrin·gend: przymiotnik i przysłówek
ˈtief·drin·gend: przymiotnik i przysłówek
be·ˈzwin·gen: czasownik przechodni
er·ˈzwin·gen: czasownik przechodni
ˈschwin·gen: czasownik nieprzechodni
ˈhän·de·rin·gend: przymiotnik i przysłówek
ˈan·stren·gend: przymiotnik i przysłówek
ˈheil·brin·gend: przymiotnik i przysłówek
ˈnutz·brin·gend: przymiotnik i przysłówek

Widzisz podobne wyniki: dringend , tiefdringend , tief dringend , schwingen , erzwingen , bezwingen , händeringend , anstrengend , nutzbringend i heilbringend

ˈdrin·gend [ˈdrɪŋənt] PRZYM.

1. dringend (schnell erforderlich):

eine dringende Sache

een urgente zaak

2. dringend pot. (nachdrücklich):

ein dringender Verdacht

een ernstige [o. zware] verdenking

ˈtief·drin·gend, ˈtief drin·gend PRZYM.

tiefdringend → tief

Zobacz też tief

tief [tiːf] PRZYM.

1. tief (weit eindringend):

tief

das lässt tief blicken! przen.

dat geeft te denken!

tief dringend przen.

tief dringend przen.

tief gehend przen.

tief greifend przen.

tief greifend przen.

tief greifend przen.

tief liegend

tief liegend

tief liegend

das Dorf lag tief unten (im Tal) (vertikal hinunter)

het dorp lag ver [o. helemaal beneden] (in het dal)

im tiefen Winter przen.

midden in de winter

im tiefsten Winter przen.

bis tief in den Winter (hinein) przen.

tot ver in de winter

2. tief (intensiv (empfunden)):

tief betrübt/ erschüttert/ gerührt

diepbedroefd [o. diepgeschokt] [o. diep] ontroerd

tief empfunden

tief empfunden

innig

aus tiefstem Herzen

uit het diepst van mijn hart

ein tiefes Schwarz

een diepzwarte kleur

in tiefer Trauer

in diepe [o. zware] rouw

in tiefer Trauer (in Todesanzeigen: zutiefst)

in tiefer Trauer (in Todesanzeigen: zutiefst)

tot onze (grote) droefheid

3. tief (dunkel):

eine tiefe Stimme

een lage [o. diepe] stem

4. tief (niedrig):

tief

laag

sie wohnt eine Etage tiefer

zij woont één verdieping lager

die Sonne stand schon tief

de zon stond al laag

er steht tief unter ihm przen.

hij staat ver beneden hem

be·ˈzwin·gen CZ. cz. przech. niereg.

einen Berg bezwingen

een berg beklimmen [o. bedwingen]

er·ˈzwin·gen [-ˈ͜tsvɪŋən] CZ. cz. przech.

ˈschwin·gen¹ <schwang, geschwungen> [ˈʃvɪŋən] CZ. cz. nieprzech.

1. schwingen (pendeln):

2. schwingen (vibrieren):

etw zum Schwingen bringen

iets doen trillen

3. schwingen SPORT:

ˈhän·de·rin·gend [ˈhɛndərɪŋənt] PRZYM.

1. händeringend:

händeringend

händeringend (verzweifelt)

händeringend (verzweifelt)

2. händeringend pot. (dringend):

händeringend

händeringend

ˈan·stren·gend [ˈanʃtrɛŋənt] PRZYM.

anstrengend

anstrengend

ˈheil·brin·gend, ˈHeil brin·gend PRZYM.

heilbringend → Heil

Zobacz też Heil

Heil <Heils> [h͜ail] RZ. r.n. kein l.mn.

1. Heil:

Heil

heil r.n.

Heil (Glück)

geluk r.n.

Heil (Wohlergehen)

veel plezier bij het skiën!

2. Heil:

Heil

heil r.n.

Heil (Nutzen)

nut r.n.

Heil (Verbesserung)

es geschah zu deinem Heil

het gebeurde voor jouw bestwil

3. Heil REL.:

Heil

heil r.n.

Heil (Erlösung)

Heil (Erlösung)

ˈnutz·brin·gend [-brɪŋənt] PRZYM.

nutzbringend

nutzbringend

Przeszukaj słownik

niemiecki

Interfejs: Deutsch | English | Español | Italiano | Polski