Tłumaczenia dla hasła „Lehrkräfte“ w niderlandzko » niemiecki słowniku

(Przełącz na niemiecko » niderlandzki)

leer·kracht <leerkracht|en> [lerkrɑxt] RZ. r.ż.

leerkracht

Lehrkraft r.ż.

leerkracht

Lehrer r.m.

de leerkrachten van een school

der Lehrkörper einer Schule

be·hoef·te <behoefte|n, behoefte|s> [bəhuftə] RZ. r.ż.

1. behoefte (gemis):

behoefte

Bedarf r.m.

behoefte

Bedürfnis r.n.

behoefte

Verlangen r.n.

behoefte hebben aan rust

ein Bedürfnis nach Ruhe haben

grote behoefte aan verbandmiddelen

ein großer Bedarf an Verband(s)material

2. behoefte (ontlasting):

behoefte

Notdurft r.ż.

zijn behoefte doen

seine Notdurft verrichten

3. behoefte (benodigdheden):

behoefte

Bedarf

behoefte

Bedürfnis meist l.mn.

de dagelijkse behoefte

der Tagesbedarf

muur·krant <muurkrant|en> [myrkrɑnt] RZ. r.ż.

muurkrant

Wandzeitung r.ż.

veer·kracht [verkrɑxt] RZ. r.ż. geen l.mn.

1. veerkracht nat.:

veerkracht

Elastizität r.ż.

2. veerkracht przen.:

veerkracht

Spannkraft r.ż.

een man van weinig veerkracht

ein Mann mit geringer Spannkraft

ver·kram·pen <verkrampte, i. verkrampt> [vərkrɑmpə(n)] CZ. cz. nieprzech.

verkrampen

sich verkrampfen