Tłumaczenia dla hasła „Novak“ w niderlandzko » niemiecki słowniku

no·vum <nova> [novʏm] RZ. r.n.

novum

Novum r.n. form.

novum

Neuheit r.ż.

bi·vak <bivak|ken> [bivɑk] RZ. r.n.

bivak

Biwak r.n.

bivak

Feldlager r.n.

bivak

Nachtlager r.n.

ergens zijn bivak opslaan przen.

sich irgendwo niederlassen

vak <vak|ken> [vɑk] RZ. r.n.

1. vak bouww.:

vak (begrensd vlak)

Feld r.n.

vak (vakwerk)

Fach r.n.

een bladzijde in vakken verdelen

eine Seite in Felder aufteilen

de vakken van een schaakbord

die Felder eines Schachbretts

2. vak (deel van een kast, doos):

vak

Fach r.n.

3. vak (beroep):

vak

Fach r.n.

een vak leren

einen Beruf (er)lernen

een man van het vak zijn

vom Fach sein

zijn vak verstaan

sein Fach verstehen

4. vak (tak van wetenschap, bedrijf):

vak

Fach r.n.

het vak wiskunde

das Fach Mathematik

nok <nok|ken> [nɔk] RZ. r.ż.

1. nok (deel van een dak):

nok

First r.m.

tot de nok toe gevuld

brechend voll

2. nok scheepv.:

nok

Nock r.n.

bij·vak <bijvak|ken> [bɛivɑk] RZ. r.n.

bijvak

Nebenfach r.n.