Tłumaczenia dla hasła „geduldwerk“ w niderlandzko » niemiecki słowniku

(Przełącz na niemiecko » niderlandzki)

veld·werk [vɛltwɛrk] RZ. r.n. geen l.mn.

veldwerk

Feldarbeit r.ż.

veldwerk soc.

Feldforschung r.ż.

jeugd·werk <jeugdwerk|en> [jøxtwɛrk] RZ. r.n.

1. jeugdwerk (uit de jeugd daterend werk):

jeugdwerk

Jugendwerk r.n.

jeugdwerk

Frühwerk r.n.

2. jeugdwerk (vormings- en cultureel werk):

jeugdwerk

Jugendarbeit r.ż.

ge·dul·dig <geduldige, geduldiger, geduldigst> [ɣədʏldəx] PRZYM.

geduldig

geduldig

het papier is geduldig

Papier ist geduldig

eind·werk <eindwerk|en> [ɛintwɛrk] RZ. r.n. belg.

eindwerk

Examensarbeit r.ż.

eindwerk (academische studie)

Diplomarbeit r.ż.

grond·werk <grondwerk|en> [ɣrɔntwɛrk] RZ. r.n.

grondwerk

Erdarbeiten l.mn.

ge·duld [ɣədʏlt] RZ. r.n. geen l.mn.

1. geduld (berusting):

geduld

Geduld r.ż.

2. geduld (kalme volharding):

geduld

Geduld r.ż.

geduld

Ausdauer r.ż.

even geduld a.u.b.

einen Moment, bitte

geduld hebben

Geduld haben

mijn geduld is op

ich bin mit meiner Geduld am Ende

ge·du·peer·de <gedupeerde|n> [ɣədyperdə] RZ. r.m. en r.ż.

gedupeerde

Geschädigte(r) r.ż. (r.m.)

hand·werk <handwerk|en> [hɑntwɛrk] RZ. r.n.

handwerk

Handarbeit r.ż.

handwerk (als ambacht, beroep)

Handwerk r.n.

handwerk (beroep)

Gewerbe r.n.

smeed·werk [smetwɛrək] RZ. r.n. geen l.mn.

smeedwerk

Schmiedearbeit r.ż.

veld·wer·ker <veldwerker|s> [vɛltwɛrkər] RZ. r.m.

veldwerker

Feldforscher r.m.

druk·werk <drukwerk|en> [drʏkwɛrk] RZ. r.n.

1. drukwerk:

drukwerk (poststuk)

Drucksache r.ż.

drukwerk (als collectief)

Drucksachen l.mn.

als drukwerk verzenden

als Drucksache versenden

2. drukwerk:

drukwerk (gedrukt stuk)

Druckerzeugnis r.n.

drukwerk (van kleine omvang)

Drucksache r.ż.

drukwerk (van grotere omvang)

Druckwerk r.n.

3. drukwerk ((opdracht tot) het drukken van iets):

drukwerk

Druck r.m.

wij nemen geen drukwerk meer aan

wir nehmen nichts mehr in Druck

huis·werk [hœyswɛrk] RZ. r.n. geen l.mn.

1. huiswerk (schoolwerk):

huiswerk

Hausaufgabe r.ż.

huiswerk

Schularbeit r.ż.

huiswerk opgekregen hebben/opkrijgen

Hausaufgaben aufhaben/aufbekommen

2. huiswerk (werk in huis):

huiswerk

Hausarbeit r.ż.