Tłumaczenia dla hasła „gesamte“ w niderlandzko » niemiecki słowniku

(Przełącz na niemiecko » niderlandzki)

ges·te <geste|s> [ʒɛstə] RZ. r.ż.

1. geste (lichaam):

geste

Geste r.ż.

geste

Gebärde r.ż.

2. geste przen.:

geste

Geste r.ż.

ge·hal·te <gehalte|n, gehalte|s> [ɣəhɑltə] RZ. r.n.

1. gehalte:

gehalte (innerlijke waarde: van zaken)

Gehalt r.m.

gehalte (innerlijke waarde: van personen)

Format r.n.

gehalte (innerlijke waarde: van personen)

Kaliber r.n. pot.

een onderzoek van laag/hoog gehalte

eine minderwertige/hochwertige Studie

iem van gehalte

jd von Format

2. gehalte (betrekkelijke hoeveelheid):

gehalte

Gehalt r.m.

het gehalte aan zuurstof in de lucht bepalen

den Sauerstoffgehalt der Luft bestimmen

ge·sar [ɣəsɑr] RZ. r.n. geen l.mn.

gesar

Quälerei r.ż.

gesar

Piesackerei r.ż. pot.

gesar (als machtsmisbruik vooral)

Schikanieren r.n.

ge·stel <gestel|len> [ɣəstɛl] RZ. r.n.

1. gestel (lichamelijke constitutie):

gestel

Konstitution r.ż.

zijn gestel ondermijnen

seine Gesundheit ruinieren

een zwak gestel

eine schwache Konstitution

2. gestel (gemoedsaard):

gestel

Natur r.ż.

gestel

Naturell r.n.

een prikkelbaar gestel

eine reizbare Natur

3. gestel (een werktuig):

gestel

Gestell r.n.

leem·te <leemte|n, leemte|s> [lemtə] RZ. r.ż.

leemte

Lücke r.ż.

in een leemte voorzien

eine Lücke füllen

leemten vertonen

Lücken aufweisen

se·sam [sezɑm] RZ. r.m. geen l.mn.

sesam

Sesam r.m.

Sesam, open u!

Sesam, öffne dich!

ge·bin·te RZ. r.n.

gebinte → gebint

Zobacz też gebint

ge·bint <ge|binten> [ɣəbɪnt] RZ. r.n.

1. gebint (bint, dakspant):

gebint

Gebinde r.n.

2. gebint (balkwerk):

gebint

Gebälk r.n.

gebint

Balkenwerk r.n.

ge·lof·te <gelofte|n, gelofte|s> [ɣəlɔftə] RZ. r.ż.

1. gelofte (plechtige belofte):

gelofte

Gelöbnis r.n.

gelofte

Gelübde r.n.

een gelofte doen

ein Gelübde [o. Gelöbnis] ablegen

2. gelofte rel.:

gelofte

Gelübde r.n.