Tłumaczenia dla hasła „kleuren“ w niderlandzko » niemiecki słowniku

kleu·ren¹ <kleurde, h. gekleurd> [klørə(n)] CZ. cz. przech.

1. kleuren (kleur geven aan):

kleuren

färben

iets zwart kleuren

etw schwärzen

2. kleuren (met kleur invullen):

kleuren

ausmalen

prentjes om te kleuren

Bilder zum Ausmalen

3. kleuren przen. (overdrijven):

kleuren

subjektiv darstellen [o. wiedergeben]

feiten sterk kleuren

Tatsachen sehr subjektiv darstellen

4. kleuren (laten blozen):

kleuren

röten

schaam kleurde haar wangen

ihre Wangen röteten sich vor Scham

kleu·ren² <kleurde, h. gekleurd> [klørə(n)] CZ. cz. nieprzech.

1. kleuren (verven: met potlood of kwast):

kleuren

malen

2. kleuren (kleur aannemen):

kleuren

sich färben

3. kleuren (blozen):

kleuren

erröten

hij kleurde tot achter zijn oren

er wurde rot bis hinter die Ohren

Przykładowe zdania ze słowem kleuren

fletse kleuren

fahle [o. blasse] Farben

rustige kleuren przen.

ruhige [o. gedämpfte] Farben l.mn.

warme kleuren

warme Farben l.mn.

zachte kleuren

weiche Farben l.mn.

contrasterende kleuren

kontrastierende Farben

schreeuwende kleuren

schreiende Farben l.mn.

smeltende kleuren

ineinanderfließende Farben l.mn.

sprekende kleuren

lebhafte Farben l.mn.

primaire kleuren

Grundfarben l.mn.

kleuren mengen

Farben mischen

complementaire kleuren

Komplementärfarben l.mn.

een film in kleur(en)

ein Farbfilm

een mengeling van kleuren

ein Farbgemisch

de gloed van kleuren

die Farbenglut

een symfonie van kleuren

eine Farbsinfonie

prentjes om te kleuren

Bilder zum Ausmalen

een combinatie van kleuren

eine Farbkombination

iets zwart kleuren

etw schwärzen

feiten sterk kleuren

Tatsachen sehr subjektiv darstellen