Tłumaczenia dla hasła „langverbeide“ w niderlandzko » niemiecki słowniku

(Przełącz na niemiecko » niderlandzki)

vang·ver·bod <vangverbod|en> [vɑŋvərbɔt] RZ. r.n.

vangverbod

Jagdverbot r.n.

lang·ge·rekt [lɑŋɣərɛkt] PRZYM.

1. langgerekt (lang en smal):

langgerekt

lang gestreckt

2. langgerekt (lang aangehouden, durend):

langgerekt

lang gezogen

langgerekt

gedehnt

lang·wer·pig [lɑŋwɛrpəx] PRZYM.

langwerpig

länglich

tus·sen·bei·de [tʏsə(n)bɛidə] PRZYSŁ.

1. tussenbeide:

tussenbeide komen

eingreifen

tussenbeide komen

einschreiten

2. tussenbeide (niet slecht en niet goed):

tussenbeide

so lala pot.

lang·du·rig <langdurige, langduriger, langdurigst> [lɑŋdyrəx] PRZYM.

langdurig

länger

langdurig

langwierig

een langdurig verblijf

ein längerer Aufenthalt

langdurige werkloosheid

lange dauernde Arbeitslosigkeit

een langdurige ziekte

eine langwierige Krankheit

lang·ha·rig [lɑŋharəx] PRZYM.

langharig

langhaarig

langharig

Langhaar-

langharig

langhaar-

lang·dra·dig <langdradige, langdradiger, langdradigst> [lɑŋdradəx] PRZYM. (breedsprakig)

langdradig

langatmig

langdradig

weitschweifig

een langdradig verhaal

eine langatmige Geschichte

lang·lo·pend [lɑŋlopənt] PRZYM.

langlopend

langfristig

langlopend

Langzeit-

langlopende kredieten

langfristige Kredite l.mn.

een langlopend programma voor de bouwnijverheid

ein Langzeitprogramm für den Bau

uit·ge·lei·de [œytxəlɛidə]

iem uitgeleide doen (tot de deur)

jdn hinausbegleiten

iem uitgeleide doen (een eind)

jdm das Geleit geben form.

ar·bei·den <arbeidde, h. gearbeid> [ɑrbɛidə(n)] CZ. cz. nieprzech.

arbeiden

arbeiten

ar·bei·der <arbeider|s> [ɑrbɛidər] RZ. r.m.

arbeider

Arbeiter r.m.

zang·ver·eni·ging <zangvereniging|en> [zɑŋvərenəɣɪŋ] RZ. r.ż.

zangvereniging

Gesang(s)verein r.m.