Tłumaczenia dla hasła „niemandem“ w niderlandzko » niemiecki słowniku

(Przełącz na niemiecko » niderlandzki)

nie·mand [nimɑnt] ZAIM. nieokr. zaim.

niemand

niemand r.m.

niemand

keiner r.m.

niemand

keine r.ż.

niemand

kein(e)s r.n.

ik heb niemand gezien

ich habe niemand(en) gesehen

niemand minder dan

kein Geringerer als

niemand ter wereld

niemand auf der Welt

nie·men·dal¹ <niemendal|len> [niməndɑl] RZ. r.m. (onbeduidend persoon)

niemendal

Niemand r.m.

niemendal

Null r.ż. pej.

ie·mand [imɑnt] ZAIM. nieokr. zaim.

1. iemand (deze of gene):

iemand

(irgend)jemand

iemand

(irgend)einer

iemand als wij

unsereiner

daar is iemand van de politie

da ist jemand von der Polizei

2. iemand:

iemand (eenieder)

jemand

iemand (eenieder)

einer

iemand (met nadruk)

jeder

iemand anders

sonst jemand

iemand anders

jemand anders

zo iemand doet dat niet

so einer macht das nicht

3. iemand (persoon met invloed):

iemand

jemand

iemand

einer

een belangrijk iemand

eine wichtige Persönlichkeit

hij is niet zomaar iemand

er ist nicht irgendwer

4. iemand (persoon):

iemand

Mensch r.m.

iemand

Person r.ż.

een sympathiek iemand

ein sympathischer Mensch

nie·mands·land [nimɑntslɑnt] RZ. r.n. geen l.mn.

niemandsland

Niemandsland r.n.