niderlandzko » niemiecki

bloed·wraak [blutvrak] RZ. r.ż. geen l.mn.

ploe·te·raar <ploeteraar|s> [plutərar] RZ. r.m.

door·braak <door|braken> [dorbrak] RZ. r.ż. ook przen.

kraak1 <kraken> [krak] RZ. r.m. pot. (bargoens, inbraak)

plof·kof·fer <plofkoffer|s> [plɔfkɔfər] RZ. r.m.

voor·spraak <voor|spraken> [vorsprak] RZ. r.ż.

1. voorspraak (het voorspreken):

Fürsprache r.ż.

2. voorspraak (persoon):


Interfejs: Deutsch | English | Español | Italiano | Polski