Tłumaczenia dla hasła „prorectrix“ w niderlandzko » niemiecki słowniku

rec·trix <rectrix|en, rec|trices> [rɛktrɪks] RZ. r.ż.

rectrix forma żeńska od rector

Zobacz też rector

rec·tor <rector|en, rector|s> [rɛktɔr] RZ. r.m.

1. rector (directeur van een school):

rector

Direktor r.m.

de rector van een gymnasium

der Gymnasialdirektor

2. rector (voorzitter van een academisch bestuur):

rector

Rektor r.m.

de rector magnificus

die Magnifizenz

de rector magnificus

der Rector magnificus

3. rector (geestelijk leider):

rector

Rektor r.m.

pro·jec·tie <projectie|s> [projɛksi] RZ. r.ż.

projectie

Projektion r.ż.

pro·tec·tie [protɛksi] RZ. r.ż. geen l.mn.

1. protectie (bescherming):

protectie

Schutz r.m.

2. protectie (voorspraak):

protectie

Protektion r.ż.

3. protectie (beschermende rechten):

protectie

Schutzzoll r.m.

pro·jec·te·ren <projecteerde, h. geprojecteerd> [projɛkterə(n)] CZ. cz. przech.

1. projecteren (bij tekening, lichtbeelden):

projecteren

projizieren

2. projecteren psych.:

projecteren

projizieren

3. projecteren (in ontwerp voorzien):

projecteren

projektieren

pro·ject <project|en> [projɛkt] RZ. r.n.

project

Projekt r.n.

pro·jec·tor <projector|s> [projɛktɔr] RZ. r.m.

projector

Projektor r.m.

pro·jec·tiel <projectiel|en> [projɛktil] RZ. r.n.

1. projectiel (uit een vuurwapen afgeschoten voorwerp):

projectiel

Geschoss r.n.

projectiel spec.

Projektil r.n.

2. projectiel (toegeworpen voorwerp):

projectiel

Wurfgeschoss r.n.

een geleid projectiel

eine Fernlenkwaffe

iem met projectielen bekogelen

jdn mit Wurfgeschossen traktieren

pro·ject·groep <projectgroep|en> [projɛktxrup] RZ. r.ż.

projectgroep

Projektgruppe r.ż.

di·rec·tri·ce <directrice|s> [dirɛktrisə] RZ. r.ż.

directrice forma żeńska od directeur

Zobacz też directeur

di·rec·teur <directeur|en, directeur|s> [dirɛktør] RZ. r.m.

directeur

Direktor r.m.

algemeen directeur

Generaldirektor r.m.

mijnheer de directeur!

Herr Direktor!

men·trix [mɛntrɪks]

mentrix → mentor

Zobacz też mentor

men·tor <mentor|s, mentor|en> [mɛntɔr] RZ. r.m.

1. mentor (studiebegeleider):

mentor

Mentor r.m.

2. mentor (raadsman):

mentor

Berater r.m.

pros·pec·tus <prospectus|sen> [prɔspɛktʏs] RZ. r.n. of r.m.

prospectus

Prospekt r.m.

di·rec·tie <directie|s> [dirɛksi] RZ. r.ż.

1. directie:

directie (directeuren)

Direktion r.ż.

directie (directeuren)

Vorstand r.m.

directie (van een bedrijf)

Geschäftsleitung r.ż.

2. directie:

directie (bestuur)

Leitung r.ż.

directie (van een bedrijf of vereniging)

Geschäftsführung r.ż.

directie (van een school)

Direktorat r.n.

onder zijn directie

während seiner Amtszeit als Direktor