Tłumaczenia dla hasła „redenares“ w niderlandzko » niemiecki słowniku

te·ke·na·res RZ. r.ż.

tekenares forma żeńska od tekenaar

Zobacz też tekenaar

te·ke·naar <tekenaar|s> [tekənar] RZ. r.m.

tekenaar

Zeichner r.m.

tekenaar (ondertekenaar ook)

Unterzeichner r.m.

re·de·ne·ren <redeneerde, h. geredeneerd> [redənerə(n)] CZ. cz. nieprzech.

1. redeneren (praten):

redeneren

reden

zij zaten druk te redeneren

sie unterhielten sich angeregt

2. redeneren (gevolgtrekkingen afleiden):

redeneren

folgern

redeneren

schließen

logisch redeneren

logisch folgern

ik redeneer zo …

ich habe mir das so überlegt, …

3. redeneren (argumenteren):

redeneren

argumentieren

daartegen is niet [o. valt niet] te redeneren

dagegen kann man nichts sagen

be·de·la·res <bedelares|sen> [bedəlarɛs] RZ. r.ż.

bedelares forma żeńska od bedelaar

Zobacz też bedelaar

be·de·laar <bedelaar|s> [bedəlar] RZ. r.m.

bedelaar

Bettler r.m.

re·de·naar <redenaar|s> [redənar] RZ. r.m.

redenaar

Redner r.m.

hij is geen redenaar

er ist nicht redegewandt

re·de·na·tie <redenatie|s> [redəna(t)si] RZ. r.ż.

redenatie

Argumentation r.ż.

die·na·res RZ. r.ż.

dienares forma żeńska od dienaar

Zobacz też dienaar

die·naar <die|naren, dienaar|s> [dinar] RZ. r.m.

dienaar

Diener r.m.

dienaar van het gerecht

Gerichtsdiener r.m.

uw onderdanige dienaar

Ihr ergeben(st)er Diener

to·ve·na·res <tovenares|sen> [tovənarɛs] RZ. r.ż.

tovenares

Zauberin r.ż.

ei·ge·na·res <eigenares|sen> [ɛiɣənarɛs] RZ. r.ż.

eigenares forma żeńska od eigenaar

Zobacz też eigenaar

ei·ge·naar <eigenaar|s> [ɛiɣənar] RZ. r.m.

eigenaar

Eigentümer r.m.

eigenaar

Besitzer r.m.

eigenaar

Inhaber r.m.

blote eigenaar jur.

rechtliche(r) Eigentümer r.m.

deze auto is drie keer van eigenaar veranderd

dieses Auto hat dreimal den Besitzer gewechselt

de eigenaar van het voertuig

der Halter des Fahrzeugs

de eigenaar van de zaak

der Geschäftsinhaber

moor·de·na·res <moordenares|sen> [mordənarɛs] RZ. r.ż.

moordenares forma żeńska od moordenaar

Zobacz też moordenaar

moor·de·naar <moordenaar|s> [mordənar] RZ. r.m.

moordenaar

Mörder r.m.