Tłumaczenia dla hasła „relatie“ w niderlandzko » niemiecki słowniku

re·la·tie <relatie|s> [rela(t)si] RZ. r.ż.

1. relatie:

relatie (betrekking)

Beziehung r.ż.

relatie (betrekking)

Verbindung r.ż.

relatie (verstandhouding)

Verhältnis r.n.

relaties aangaan

Beziehungen eingehen

goede relaties hebben

gute Beziehungen haben

in relatie tot

im Verhältnis zu +C.

relaties onderhouden met

Beziehungen unterhalten zu +C.

zakelijke relaties

geschäftliche Beziehungen l.mn.

zakelijke relaties

Geschäftsverbindungen l.mn.

2. relatie (liefdesverhouding):

relatie

Verhältnis r.n.

een relatie hebben met iem

ein Verhältnis mit jdm haben

3. relatie:

relatie (persoon, firma)

Bekannte(r) r.ż. (r.m.)

relatie (firma)

Geschäftsverbindung r.ż.

een bevriende relatie (in zaken)

ein Geschäftsfreund

een bevriende relatie (een firma)

eine befreundete Firma

Przykładowe zdania ze słowem relatie

een bevriende relatie (in zaken)

ein Geschäftsfreund

in relatie tot

im Verhältnis zu +C.

een relatie hebben met iem

ein Verhältnis mit jdm haben

een relatie [o. verband ] leggen met

einen Zusammenhang herstellen mit

een relatie [o. verband ] tussen twee zaken leggen

zwei Sachen miteinander in Verbindung bringen