Tłumaczenia dla hasła „rustverstoorster“ w niderlandzko » niemiecki słowniku

(Przełącz na niemiecko » niderlandzki)

rust·ver·sto·ring <rustverstoring|en> [rʏstfərstorɪŋ] RZ. r.ż.

rustverstoring

Ruhestörung r.ż.

toe·hoor·ster RZ. r.ż.

toehoorster forma żeńska od toehoorder

Zobacz też toehoorder

toe·hoor·der <toehoorder|s> [tuhordər] RZ. r.m.

1. toehoorder (luisteraar):

toehoorder

Zuhörer r.m.

toehoorder

Hörer r.m.

2. toehoorder (iem die enkele lessen volgt):

toehoorder

Gasthörer r.m.

ver·sier·ster RZ. r.ż.

versierster forma żeńska od versierder

Zobacz też versierder

ver·sier·der <versierder|s> [vərsirdər] RZ. r.m.

versierder

Charmeur r.m.

on·ver·stoor·baar [ɔnvərstorbar] PRZYM.

1. onverstoorbaar (niet afgebroken kunnende worden):

onverstoorbaar

unerschütterlich

onverstoorbare rust

unerschütterliche Ruhe r.ż.

2. onverstoorbaar (personen: niet van de wijs te brengen):

onverstoorbaar

unbeirrbar

onverstoorbaar

unbeirrt

ver·voer·ster RZ. r.ż.

vervoerster forma żeńska od vervoerder

Zobacz też vervoerder

ver·voer·der <vervoerder|s> [vərvurdər] RZ. r.m.

vervoerder (allgemeen)

Beförderer r.m.

vervoerder (allgemeen)

Transporteur r.m.

vervoerder (goederen)

Spediteur r.m.

uit·voer·ster RZ. r.ż.

uitvoerster forma żeńska od uitvoerder

Zobacz też uitvoerder

uit·voer·der <uitvoerder|s> [œytfurdər] RZ. r.m.

1. uitvoerder bouww.:

uitvoerder

Bauführer r.m.

2. uitvoerder (van testament, vonnis):

uitvoerder

Vollstrecker r.m.

rus·te·loos <rusteloze, rustelozer, rusteloost> [rʏstəlos] PRZYM.

rusteloos

rastlos

rusteloos

ruhelos

rusteloos (blik)

unstet

een rusteloos leven hebben

ein rastloses Leben führen

rusteloos naar iets streven

unablässig nach etw C. streben

ver·stoord <verstoorde, verstoorder, verstoordst> [vərstort] PRZYM.

verstoord

ungehalten

verstoord

verärgert

ver·eer·ster RZ. r.ż.

vereerster forma żeńska od vereerder

Zobacz też vereerder

ver·eer·der <vereerder|s> [vərerdər] RZ. r.m.

vereerder

Verehrer r.m.

ser·veer·ster <serveerster|s> [sɛrverstər] RZ. r.ż.

serveerster

Bedienung r.ż. kein l.mn.

serveerster

Kellnerin r.ż.

serveerster

Serviererin r.ż.

ren·te·nier·ster RZ. r.ż.

rentenierster forma żeńska od rentenier

Zobacz też rentenier

ren·te·nier <rentenier|s> [rɛntənir] RZ. r.m.

1. rentenier (iem die van zijn renten leeft):

rentenier

Privatmann r.m.

2. rentenier (iem zonder betrekking):

rentenier

Müßiggänger r.m.

kerst·ster <kerstster|ren> [kɛrstɛr] RZ. r.ż.

1. kerstster (kerstversiering):

kerstster

Weihnachtsstern r.m.

2. kerstster (sierplant):

kerstster

Weihnachtsstern r.m.

kerstster

Poinsettie r.ż. form.