Tłumaczenia dla hasła „smeren“ w niderlandzko » niemiecki słowniku

sme·ren¹ <smeerde, h. gesmeerd> [smerə(n)] CZ. cz. przech.

1. smeren:

smeren (invetten)

(ab)schmieren

smeren (met olie)

ölen

het gaat [o. loopt ] (als) gesmeerd przen.

es läuft wie geschmiert

de keel smeren przen.

sich C. die Kehle anfeuchten [o. ölen]

2. smeren (van boter, vet voorzien):

smeren

schmieren

smeren

(be)streichen

boterhammen smeren

Butterbrote schmieren

3. smeren (uitstrijken):

smeren

schmieren

smeren

streichen

boter op brood smeren

Butter aufs Brot streichen

de daders zijn 'm gesmeerd

die Täter sind abgehauen [o. getürmt]

sme·ren² <smeerde, h. gesmeerd> [smerə(n)] CZ. cz. nieprzech.

1. smeren (zich laten uitsmeren):

smeren

sich schmieren [o. streichen] lassen

die boter smeert slecht

diese Butter schmiert sich schlecht

2. smeren (kliederen):

smeren

schmieren

Przykładowe zdania ze słowem smeren

boterhammen smeren

Butterbrote schmieren

boter op brood smeren

Butter aufs Brot streichen

de keel smeren przen.

sich C. die Kehle anfeuchten [o. ölen]

stroop (om iems mond) smeren przen.

jdm Honig um den Mund schmieren

iem honing om de mond smeren przen.

jdm Honig um den Mund schmieren pot.