Tłumaczenia dla hasła „tijdsbepaling“ w niderlandzko » niemiecki słowniku

tijds·be·spa·ring <tijdsbesparing|en> [tɛɪtsbəsparɪŋ] RZ. r.ż.

tijdsbesparing

Zeitgewinn r.m.

tijdsbesparing

Zeitersparnis r.ż.

tijds·be·spa·rend [tɛɪtsbəsparənt] PRZYM.

tijdsbesparend

zeitsparend

plaats·be·pa·ling <plaatsbepaling|en> [platsbəpalɪŋ] RZ. r.ż.

plaatsbepaling

Ortsbestimmung r.ż.

plaatsbepaling scheepv.

Ortung r.ż.

be·pa·ling <bepaling|en> [bəpalɪŋ] RZ. r.ż.

1. bepaling (omschrijving):

bepaling

Beschreibung r.ż.

2. bepaling (voorschrift):

bepaling

Bestimmung r.ż.

bepaling

Anordnung r.ż.

bepaling

Verfügung r.ż. form.

3. bepaling:

bepaling (beding)

Bedingung r.ż.

bepaling (beding)

Voraussetzung r.ż.

bepaling (in een contract)

Klausel r.ż.

onder bepaling

unter der Bedingung

4. bepaling (vaststelling):

bepaling

Bestimmung r.ż.

bepaling

Ermittlung r.ż.

5. bepaling taalk.:

bepaling

Bestimmung r.ż.

de bepaling van plaats

die Ortsbestimmung

straf·be·pa·ling <strafbepaling|en> [strɑvbəpalɪŋ] RZ. r.ż.

strafbepaling

Strafbestimmung r.ż.

strafbepaling

Sanktion r.ż. form.

tijd·mel·ding <tijdmelding|en> [tɛɪtmɛldɪŋ] RZ. r.ż.

tijdmelding

Zeitansage r.ż.

tijdmelding

Zeitzeichen r.n.

po·si·tie·be·pa·ling [pozi(t)sibəpalɪŋ] RZ. r.ż. geen l.mn.

positiebepaling (plaats, ligging) ook przen.

Standortbestimmung r.ż.

positiebepaling aardr.

Ortsbestimmung r.ż.

positiebepaling verk.

Ortung r.ż.

tijds·be·stek [tɛitsbəstɛk] RZ. r.n. geen l.mn.

tijdsbestek

Zeitraum r.m.

tijdsbestek

Zeitspanne r.ż.

tijdsbestek

Frist r.ż.

in een kort tijdsbestek

für eine kurze Zeitspanne

tijds·ver·loop [tɛitsfərlop] RZ. r.n. geen l.mn.

tijdsverloop

Zeitraum r.m.

tijdsverloop

Zeitspanne r.ż.

na [o. binnen ] een tijdsverloop van drie maanden

innerhalb eines Zeitraums von drei Monaten

tijd·lang [tɛɪtlɑŋ] PRZYSŁ.

een tijdlang

eine Zeit lang

tij·de·lijk¹ [tɛidələk] PRZYSŁ.

1. tijdelijk (voor enige tijd):

tijdelijk

auf Zeit

tijdelijk

vorübergehend

tijdelijk een ambt waarnemen

vorübergehend ein Amt innehaben

tijdelijk ergens wonen

vorübergehend irgendwo wohnen

2. tijdelijk (tijd):

tijdelijk

zeitlich