Tłumaczenia dla hasła „zoek“ w niderlandzko » niemiecki słowniku

zoek¹ [zuk]

op zoek gaan [o. zijn] naar iets

sich auf die Suche nach etw C. machen

op zoek gaan [o. zijn] naar iets

auf der Suche nach etw C. sein

zoek² [zuk] PRZYM.

1. zoek (kwijt: voorwerpen):

zoek

abhandengekommen

zoek

verloren gegangen

mijn hoed is zoek

mein Hut ist mir abhandengekommen

er is een kind zoek

ein Kind wird vermisst

zwroty:

het eind is zoek (afwezig)

das Ende ist nicht abzusehen

Przykładowe zdania ze słowem zoek

mijn hoed is zoek

mein Hut ist mir abhandengekommen

het eind is zoek (afwezig)

das Ende ist nicht abzusehen

er is een kind zoek

ein Kind wird vermisst

dan is het einde zoek

dann gibt es kein Halten mehr

zoek dit bij de letter Q

such das unter Q

op zoek gaan [o. zijn] naar iets

sich auf die Suche nach etw C. machen

op zoek naar zijn eigen identiteit zijn

auf der Suche nach seiner Identität sein