Tłumaczenia dla hasła „gezetheid“ w niemiecko » niderlandzki słowniku

(Przełącz na niderlandzko » niemiecki)

Aˈpart·heid <Apartheid> [aˈpaːɐ̯th͜ait] RZ. r.ż. kein l.mn. POLIT.

Apartheid

apartheid

die Politik der Apartheid

de apartheidspolitiek

Ge·ˈze·ter <Gezeters> [gəˈ͜tseːtɐ] RZ. r.n. kein l.mn.

1. Gezeter pej.:

Gezeter

getier r.n.

Gezeter

gefoeter

Gezeter

gescheld r.n.

2. Gezeter pot.:

Gezeter

gejeremieer

Gezeter

jeremiades

Be·ˈscheid <Bescheid(e)s, Bescheide> [bəˈʃ͜ait] RZ. r.m.

1. Bescheid (Auskunft):

Bescheid

inlichting(en)

Bescheid

antwoord r.n.

jdm Bescheid sagen

iem op de hoogte brengen

jdm Bescheid sagen

iem zijn mening [o. de waarheid] zeggen

2. Bescheid:

Bescheid (Nachricht)

bericht r.n.

Bescheid (Nachricht)

mededeling

Bescheid (behördlich)

beslissing

Bescheid (behördlich)

beschikking

jdm Bescheid stoßen pot.

iem flink [o. behoorlijk] de waarheid zeggen

Bescheid tun podn.

een toost beantwoorden

ich weiß über ihn Bescheid

ik weet wat er met hem aan de hand is

Bescheid wissen

op de hoogte zijn

Bescheid wissen

er alles van weten

Bescheid wissen

veel af weten van

ge·ˈzie·mend [gəˈ͜tsiːmənt] PRZYM. podn.

geziemend

betamelijk

geziemend

passend

geziemend

behoorlijk