Tłumaczenia dla hasła „herabeilen“ w niemiecko » niderlandzki słowniku

her·ˈbei·ei·len CZ. cz. nieprzech.

herbeieilen

toesnellen

herbeieilen

aan komen snellen

her·ˈab·set·zen CZ. cz. przech.

1. herabsetzen (reduzieren):

herabsetzen

verlagen

herabsetzen

verminderen

diese Waren sind stark herabgesetzt

deze artikelen zijn sterk in prijs verlaagd

2. herabsetzen (herabmindern):

herabsetzen

kleineren

her·ˈab·se·hen CZ. cz. nieprzech. niereg.

herabsehen

omlaagkijken

auf jdn herabsehen

op iem neerkijken

er·ˈtei·len [-ˈt͜ailən] CZ. cz. przech. podn.

erteilen

verstrekken

erteilen

doen toekomen

erteilen

geven

jdm eine Lektion erteilen

iem een lesje leren [o. geven]

jdm eine Lektion erteilen

iem de les lezen

Unterricht erteilen

onderwijs geven

jdm das Wort erteilen

iem het woord geven [o. verlenen]

her·ˈab·bli·cken CZ. cz. nieprzech.

1. herabblicken podn. (nach unten schauen):

herabblicken

naar beneden kijken

2. herabblicken przen.:

herabblicken

neerkijken

herabblicken

neerzien