Tłumaczenia dla hasła „keurigheid“ w niemiecko » niderlandzki słowniku

(Przełącz na niderlandzko » niemiecki)

ˈFeig·heit [ˈf͜aikh͜ait] RZ. r.ż. meist l.poj. pej.

Feigheit

laf(hartig)heid

ˈKeusch·heit RZ. r.ż. kein l.mn.

Keuschheit

kuisheid

Keuschheit

reinheid

Keuschheit

eerbaarheid

Keuschheit

zedigheid

Be·ˈscheid <Bescheid(e)s, Bescheide> [bəˈʃ͜ait] RZ. r.m.

1. Bescheid (Auskunft):

Bescheid

inlichting(en)

Bescheid

antwoord r.n.

jdm Bescheid sagen

iem op de hoogte brengen

jdm Bescheid sagen

iem zijn mening [o. de waarheid] zeggen

2. Bescheid:

Bescheid (Nachricht)

bericht r.n.

Bescheid (Nachricht)

mededeling

Bescheid (behördlich)

beslissing

Bescheid (behördlich)

beschikking

jdm Bescheid stoßen pot.

iem flink [o. behoorlijk] de waarheid zeggen

Bescheid tun podn.

een toost beantwoorden

ich weiß über ihn Bescheid

ik weet wat er met hem aan de hand is

Bescheid wissen

op de hoogte zijn

Bescheid wissen

er alles van weten

Bescheid wissen

veel af weten van

Aˈpart·heid <Apartheid> [aˈpaːɐ̯th͜ait] RZ. r.ż. kein l.mn. POLIT.

Apartheid

apartheid

die Politik der Apartheid

de apartheidspolitiek

ˈSteu·er·be·scheid RZ. r.m.

Steuerbescheid

aanslagbiljet r.n.

Steuerbescheid

belastingbiljet r.n.

ˈkeu·chen [ˈk͜ɔyçn̩] CZ. cz. nieprzech.

1. keuchen:

keuchen

hijgen

keuchen

snuiven

keuchen

buiten adem zijn

2. keuchen (bei einer Maschine oder Motor):

keuchen

puffen

ˈfeu·rig [f͜ɔyrɪç] PRZYM.

1. feurig przen.:

feurig

vurig

feurig

hartstochtelijk

feurig

temperamentvol

feuriger Wein

koppige [o. pittige] wijn

2. feurig podn.:

feurig

vurig

feurig

vuurrood

3. feurig podn.:

feurig

fonkelend

ein feuriger Diamant

een fonkelende diamant

ˈheu·rig [ˈh͜ɔyrɪç] PRZYM. austr. poł. niem.

heurig

van dit jaar