Tłumaczenia dla hasła „verschoof“ w niemiecko » niderlandzki słowniku

(Przełącz na niderlandzko » niemiecki)

ver·ˈscho·nen CZ. cz. przech.

verschonen

ontzien

verschonen

sparen

verschone mich mit deinem Geschwätz!

bespaar me je praatjes [o. gezwets] !

ver·ˈschämt [fɛɐ̯ˈʃɛːmt] PRZYM.

1. verschämt:

verschämt

beschaamd

2. verschämt:

verschämt

bedeesd

verschämt

schuchter

ver·ˈschol·len [fɛɐ̯ˈʃɔlən] PRZYM.

verschollen

spoorloos verdwenen

verschollen

vermist

verschollen

zoek

ein im Krieg verschollener Sohn

een zoon die sinds de oorlog vermist wordt

ver·ˈschär·fen² CZ. cz. zwr. (zuspitzen)

verschärfen

verscherpen

verschärfen

zich toespitsen

ver·ˈschnupft [-ˈʃnʊ͜pft] PRZYM.

1. verschnupft pot. (erkältet):

verschnupft

verkouden

2. verschnupft przen. (indigniert):

verschnupft

gekrenkt

verschnupft

gepikeerd

ver·ˈschro·ben [fɛɐ̯ˈʃroːbn̩] PRZYM. pej.

verschroben

zonderling

verschroben

eigenaardig

ver·ˈschu·len CZ. cz. przech.

1. verschulen (von Pflanzen):

verschulen

verspenen

2. verschulen pej.:

verschulen

schools(er) maken

ver·ˈscha·len [fɛɐ̯ˈʃaːlən] CZ. cz. przech.

1. verschalen:

verschalen

betimmeren

verschalen

beschieten

2. verschalen:

verschalen

bekisten

Ver·ˈschlag <Verschlag(e)s, Verschläge> RZ. r.m.

1. Verschlag:

Verschlag

afgeschoten ruimte [o. kamertjer.n. ] [o. hokr.n. ]

2. Verschlag:

Verschlag

schuurtje r.n.

Verschlag

schot

ver·ˈschö·nern [-nɐn] CZ. cz. przech.

verschönern

mooier maken

verschönern

verfraaien

ver·ˈschar·ren CZ. cz. przech.

verscharren

in [o. onder] de grond stoppen

verscharren

begraven

ver·ˈscher·zen CZ. cz. przech.

verscherzen

verspelen

verscherzen

kwijtraken

ver·ˈschla·gen¹ PRZYM. pej.

verschlagen (listig)

sluw

verschlagen (listig)

geslepen

verschlagen (raffiniert)

geraffineerd

ver·ˈschnü·ren CZ. cz. przech.

verschnüren

vastbinden

verschnüren

dichtbinden

verschnüren

dichtsnoeren

ver·ˈschul·den² CZ. cz. przech.

verschulden

de schuld hebben van

verschulden

de oorzaak zijn van