Tłumaczenia dla hasła „widerraten“ w niemiecko » niderlandzki słowniku

wi·der·ˈru·fen [viːdɐˈruːfn̩] CZ. cz. przech. niereg.

widerrufen (Bericht, zurücknehmen)

herroepen

widerrufen (Bericht, zurücknehmen)

intrekken

widerrufen (Bericht, zurücknehmen)

terugnemen

widerrufen (für ungültig erklären)

tegenspreken

wi·der·ˈset·zen [viːdɐˈzɛ͜tsn̩] CZ. cz. zwr.

widersetzen

zich verzetten [o. kanten] tegen

ver·ˈra·ten¹ CZ. cz. przech. niereg.

1. verraten (ausplaudern):

verraten

verraden

verraten

verklappen

sich verraten und verkauft fühlen

zich volledig in de steek gelaten voelen

2. verraten (Verrat üben):

verraten

verraden

verraten

in de steek laten

3. verraten (preisgeben):

verraten

verraden

verraten

tonen

ˈWi·der·ha·ken RZ. r.m.

Widerhaken

weerhaak

wi·der·ˈle·gen [viːdɐˈleːgn̩] CZ. cz. przech.

widerlegen

weerleggen

ˈWi·der·re·de RZ. r.ż.

1. Widerrede:

Widerrede

tegenspraak

2. Widerrede:

Widerrede

tegenrede

Wi·der·ˈstre·ben [viːdɐˈʃtreːbn̩] RZ. r.n. kein l.mn.

Widerstreben

tegenstand

Widerstreben

verzet r.n.

Widerstreben

het weerstreven

Widerstreben

tegenzin

ˈWi·der·ruf RZ. r.m.

Widerruf

herroeping

Widerruf

intrekking

(bis) auf Widerruf

tot wederopzeggens (toe)

ˈwi·der·recht·lich PRZYM.

widerrechtlich

wederrechtelijk

widerrechtlich

onwettig

widerrechtlich

illegaal

ˈWi·der·hall RZ. r.m.

Widerhall

weerklank

Widerhall

weergalm

Widerhall

echo ook fig.

ˈwi·der·lich [ˈviːdɐlɪç] PRZYM.

1. widerlich:

widerlich (unangenehm, ekelhaft)

walgelijk

widerlich (unangenehm, ekelhaft)

afschuwelijk

widerlich (unangenehm, ekelhaft)

weerzinwekkend

widerlich (empörend)

stuitend

widerlich (empörend)

gemeen

etw ist jdm widerlich

iem vindt iets weerzinwekkend [o. afschuwelijk]

2. widerlich (unsympathisch, schrecklich, fürchterlich):

widerlich

verschrikkelijk

widerlich

vreselijk

widerlich

ontzettend

ˈWi·der·part <Widerpart(e)s, Widerparte> RZ. r.m. veraltet podn.

Widerpart

tegenstander

Widerpart

tegenpartij

jdm Widerpart bieten [o. geben ] [o. halten ] veraltet podn.

iem partij geven

jdm Widerpart bieten [o. geben ] [o. halten ] veraltet podn.

tegen iem opgewassen zijn

ˈWi·der·kla·ge RZ. r.ż. PR.

Widerklage

(eis in) reconventie

ˈWi·der·stand RZ. r.m.

1. Widerstand (Gegenwehr):

Widerstand

tegenstand

Widerstand

weerstand

Widerstand

tegenwerking

jdm/etw Widerstand leisten

weerstand bieden aan iem/iets

jdm/etw Widerstand leisten

verzet bieden [o. plegen] tegen iem/iets

2. Widerstand (Bewegung, Vereinigung):

Widerstand

verzet(sbeweging)

3. Widerstand (Schaltelement):

Widerstand ELEKTROT., FIZ., TECHNOL.

weerstand