Tłumaczenia dla hasła „Vorstandes“ w niderlandzko » niemiecki słowniku

(Przełącz na niemiecko » niderlandzki)

voor·stan·der <voorstander|s> [vorstɑndər] RZ. r.m.

voorstander

Befürworter r.m.

voorstander (sterker)

Verfechter r.m.

voor- en tegenstanders

Befürworter und Gegner

vor·sten·dom <vorstendom|men> [vɔrstəndɔm] RZ. r.n.

vorstendom

Fürstentum r.n.

ver·stand [vərstɑnt] RZ. r.n. geen l.mn.

1. verstand (denkvermogen):

verstand

Verstand r.m.

nog bij zijn volle verstand zijn

noch bei vollem Verstand sein

hij is niet goed bij zijn verstand pot.

er ist nicht ganz bei Verstand

gebruik toch je verstand!

nimm doch Vernunft an!

iets doen zonder z'n verstand te gebruiken

etw ohne Sinn und Verstand tun

het gezond verstand

der gesunde Menschenverstand

een goed verstand hebben

intelligent sein

2. verstand (vermogen om te oordelen):

verstand

Verstand r.m.

verstand hebben van iets

etw verstehen

verstand hebben van iets

Ahnung haben von etw C.

3. verstand (begrip):

verstand

Verständnis r.n.

met dien verstande

mit der Maßgabe

iem iets aan zijn verstand brengen

jdm etw B. klarmachen

het verstand komt met de jaren przysł.

der Verstand kommt mit den Jahren

ver·stan·dig <verstandige, verstandiger, verstandigst> [vərstɑndəx] PRZYM.

1. verstandig:

verstandig (verstand hebbend)

vernünftig

verstandig (verstand hebbend)

verständig

verstandig (intelligent)

klug

een verstandig meisje

ein vernünftiges Mädchen

ik had gedacht dat je verstandiger zou zijn

ich hatte dir mehr Verstand zugetraut

2. verstandig (doordacht):

verstandig

vernünftig

verstandig

überlegt

om·stan·der <omstander|s> [ɔmstɑndər] RZ. r.m. meestal l.mn.

omstander

Umstehende(r) r.m.

voor·stand·ster RZ. r.ż.

voorstandster forma żeńska od voorstander

Zobacz też voorstander

voor·stan·der <voorstander|s> [vorstɑndər] RZ. r.m.

voorstander

Befürworter r.m.

voorstander (sterker)

Verfechter r.m.

voor- en tegenstanders

Befürworter und Gegner

ver·stands·kies <verstands|kiezen> [vərstɑntskis] RZ. r.ż.

verstandskies

Weisheitszahn r.m.

ver·stan·de·lijk <verstandelijke, verstandelijker, verstandelijkst> [vərstɑndələk] PRZYM.

verstandelijk

verstandesmäßig

verstandelijk

geistig

verstandelijk

intellektuell form.

iets verstandelijk beredeneren

etw B. etw rational begründen

de verstandelijke vermogens

die geistigen Fähigkeiten

vorst·grens <vorst|grenzen> [vɔrstxrɛns] RZ. r.ż.

vorstgrens

Frostgrenze r.ż.

on·ver·stan·dig [ɔnvərstɑndəx] PRZYM.

onverstandig

unvernünftig

onverstandig

töricht

vorst·ver·let [vɔrstfərlɛt] RZ. r.n. geen l.mn.

vorstverlet

frostbedingte(r) Arbeitsausfall r.m.

me·de·stan·der <medestander|s> [medəstɑndər] RZ. r.m.

medestander

Mitkämpfer r.m.

vorst·vrij [vɔrstfrɛi] PRZYM.

vorstvrij

frostfrei

vor·ste·lijk <vorstelijke, vorstelijker, vorstelijkst> [vɔrstələk] PRZYM.

vorstelijk

fürstlich

vorstelijk ook przen.

königlich

iem vorstelijk belonen

jdn fürstlich belohnen

weer·stand <weerstand|en> [werstɑnt] RZ. r.m.

weerstand ook nat.

Widerstand r.m.

weerstand (aversie)

Widerwille r.m.

weerstand bieden/ondervinden

Widerstand leisten/(ver)spüren

weerstand ontmoeten

auf Widerstand stoßen

weerstand moeten overwinnen

Widerwillen überwinden müssen

een sterke innerlijke weerstand

ein starker Widerwille

weerstand voelen [o. hebben ] tegen iets

bei etw C. Widerwillen empfinden

weerstand hebben tegen de griep

Widerstandsfähigkeit gegen Grippe haben

on·ver·stand [ɔnvərstɑnt] RZ. r.n. geen l.mn. (domheid, dwaasheid)

onverstand

Unverstand r.m.

onverstand

Unvernunft r.ż.

vorst¹ [vɔrst] RZ. r.m. geen l.mn. (het vriezen, vriezend weer)

vorst

Frost r.m.

vier graden vorst

vier Grad Kälte

we krijgen vorst

es wird Frost geben

de vorst zit nog in de grond

der Boden ist noch gefroren

vorst dicht aan de grond

Bodenfrost

op·stan·de·ling <opstandeling|en> [ɔpstɑndəlɪŋ] RZ. r.m.

opstandeling

Aufständische(r) r.m.

te·gen·stan·der <tegenstander|s> [teɣə(n)stɑndər] RZ. r.m.

tegenstander

Gegner r.m.

tegenstander van iets zijn

ein Gegner von etw C. sein

tegenstander van atoomwapens

Kernwaffengegner r.m.

een verklaard tegenstander

ein erklärter Gegner

zich een tegenstander verklaren van

sich aussprechen gegen +B.