niderlandzko » niemiecki

lig·geld <liggeld|en> [lɪxɛlt] RZ. r.n.

1. liggeld (voor het liggen in een haven):

Hafengebühr r.ż.

2. liggeld (voor het wachten op lossing, lading):

Liegegeld r.n.

3. liggeld (voor een ziekenhuisbed):

Tagessatz r.m.

we·reld <wereld|en> [werəlt] RZ. r.ż.

Welt r.ż.
de andere wereld przen.
dat is een wereld apart przen.
Weltatlas r.m.
uns trennen Welten przen.
der Welt entsagen form.

we·gen1 <woog, h. gewogen> [weɣə(n)] CZ. cz. przech.

1. wegen (het gewicht bepalen van):

op·geld [ɔpxɛlt] (munt)

kas·geld [kɑsxɛlt] RZ. r.n. geen l.mn.

lid·geld <lidgeld|en> [lɪtxɛlt] RZ. r.n. belg.

los·geld <losgeld|en> [lɔsxɛlt] RZ. r.n.

pas·geld [pɑsxɛlt] RZ. r.n. geen l.mn.

zak·geld [zɑkxɛlt] RZ. r.n. geen l.mn.

weg·dek <wegdek|ken> [wɛɣdɛk] RZ. r.n.

weg·berm <wegberm|en> [wɛɣbɛrəm] RZ. r.m.

ge·steld2 [ɣəstɛlt] PRZYSŁ. (aangenomen)

be·kneld [bəknɛlt] PRZYM.


Interfejs: Deutsch | English | Español | Italiano | Polski