Tłumaczenia i wymowa droger w niemiecko » niderlandzki słowniku

(Przełącz na niderlandzko » niemiecki)

ˈDro·ge <Droge, Drogen> [ˈdroːgə] RZ. r.ż.

1. Droge:

Droge

drug

Droge

verdovend middel r.n.

intelligente Drogen

smartdrugs

2. Droge a. FARM. (Inhaltsstoff für Medikamente, Kraut):

Droge

drogerij(en)

ˈdro·ben [ˈdroːbn̩] PRZYSŁ. podn.

droben

(daar)boven

ˈdro·hen [ˈdroːən] CZ. cz. nieprzech.

1. drohen (bedrohen):

drohen

dreigen

drohen

bang maken

2. drohen przen. (erwarten, treffen):

drohen

dreigen

drohen

te wachten staan

Krankheiten drohen jedem Menschen

ziekten vormen voor ieder mens een bedreiging

3. drohen (unangenehmerweise bevorstehen):

drohen

dreigen

drohen

op het punt staan

ˈdrü·ber [ˈdryːbɐ] PRZYSŁ. pot.

drüber

erboven

drüber

erover

Zobacz też darüber

dar·über [daˈryːbɐ, ˈdaːryːbɐ] PRZYSŁ.

1. darüber (oberhalb von etw):

darüber

daarboven

darüber

erboven

2. darüber (über etw hinweg):

darüber

daarover

darüber

erover

darüber

erover heen

3. darüber (über diese Grenze hinaus):

darüber

daarboven

darüber

meer dan

darüber

later dan

der Preis beträgt zehn Euro oder etw darüber

de prijs bedraagt tien euro of iets meer

es geht nichts darüber pot.

er is [o. bestaat] niets beters

es geht nichts darüber pot.

er gaat niets boven

darüber hinaus

daarenboven

darüber hinaus

bovendien

darüber hinaus sein

iets te boven zijn gekomen

4. darüber (währenddessen):

darüber

ondertussen

darüber

in de tussentijd

sie hat gelesen und ist darüber eingeschlafen

al lezende is zij in slaap gevallen

5. darüber (dabei und deswegen):

darüber

daardoor

6. darüber (hinsichtlich einer Sache):

darüber

daarover

darüber

erover

darüber kann ich nur lachen

daarom kan ik alleen maar lachen

Dro·ge·ˈrie <Drogerie, Drogerien> [drogəˈriː, -ˈriːən] RZ. r.ż.

Drogerie

drogisterij

ˈdrun·ter [ˈdrʊntɐ] PRZYSŁ. pot.

drunter

daaronder

drunter

eronder

drunter und drüber gehen

in de war raken

drunter und drüber gehen

in het honderd lopen

Zobacz też darunter

dar·un·ter [daˈrʊntɐ, ˈdaːrʊntɐ] PRZYSŁ.

1. darunter (unterhalb):

darunter

daaronder

darunter

eronder

darunter

daar beneden

2. darunter (dazwischen):

darunter

daaronder

darunter

daartussen

darunter

daarbij

viele Touristen, darunter zahlreiche Ausländer, besuchten die Ausstellung

veel toeristen, daaronder talrijke buitenlanders, bezochten de tentoonstelling

3. darunter (unterhalb von etw):

darunter

daaronder

darunter

minder

darunter

lager

er tut's nicht darunter

hij doet het niet goedkoper [o. voor minder]

4. darunter (unter dieser Angelegenheit):

darunter

eronder

darunter

daaronder

drosch [drɔʃ] CZ.

drosch 3. pers l.poj. cz. prz. von dreschen

Zobacz też dreschen

ˈdre·schen <drosch, gedroschen> [ˈdrɛʃn̩] CZ. cz. przech.

1. dreschen:

dreschen

dorsen

Phrasen dreschen przen.

holle frasen verkopen

Skat dreschen pot.

aldoor skaat spelen

leeres Stroh dreschen ROLN.

(onzin) kletsen

leeres Stroh dreschen ROLN.

leuteren

2. dreschen pot. (schlagen):

dreschen

slaan

dreschen

beuken

auf die Tasten dreschen

op de toetsen hameren [o. beuken]

das Klavier dreschen

op de piano zitten te beuken

3. dreschen pot.:

dreschen

knallen

dreschen

schieten

den Ball ins Tor dreschen

de bal in het doel knallen

ˈJog·ger(in) <Joggers, Jogger> [ˈʤɔɡɐ] RZ. r.m.(r.ż.)

Jogger(in)

jogger r.m. en r.ż.

ˈDre·her(in) <Drehers, Dreher> [ˈdreːɐ] RZ. r.m.(r.ż.) (Handwerk)

Dreher(in) MED.

draaier(draaister) r.m. (r.ż.)