Tłumaczenia dla hasła „Aufhäufung“ w niderlandzko » niemiecki słowniku

(Przełącz na niemiecko » niderlandzki)

af·ha·ken¹ <haakte af, h. afgehaakt> [ɑfhakə(n)] CZ. cz. przech.

1. afhaken (losmaken):

afhaken

abhaken

2. afhaken (haakwerk):

afhaken

fertig häkeln

af·ha·len <haalde af, h. afgehaald> [ɑfhalə(n)] CZ. cz. przech.

afhalen

abholen

afhalen (naar beneden halen)

herunterholen

afhalen (naar beneden halen)

herabholen

een aangetekende brief afhalen

ein Einschreiben abholen

iem van de trein afhalen

jdn vom Zug abholen

het behang van de muur afhalen

die Tapete von der Wand lösen

de was afhalen

die Wäsche abnehmen

bedden afhalen

die Betten abziehen

het beddengoed afhalen

die Bettwäsche abziehen

bessen afhalen

Beeren von den Stielen lösen

een paling afhalen

einen Aal häuten

peulen afhalen

Bohnen abziehen

iem van iets afhalen przen.

jdn von etw abziehen

de knopen van de jas afhalen

die Knöpfe vom Mantel trennen

af·hak·ken <hakte af, h. afgehakt> [ɑfhɑkə(n)] CZ. cz. przech.

afhakken

abhacken

af·han·dig [ɑfhɑndəx] PRZYM.

iem een mes afhandig maken

jdm ein Messer entreißen

iem een ring afhandig maken

jdm einen Ring entwenden

iem een geheim afhandig maken

jdm ein Geheimnis entreißen

iem zijn klanten afhandig maken

jdm seine Kunden abspenstig machen

iem zijn vermogen afhandig maken

jdn um sein Vermögen bringen

iem zijn vriendin afhandig maken

jdm seine Freundin ausspannen

af·han·gen <hing af, h. afgehangen> [ɑfhɑŋə(n)] CZ. cz. nieprzech.

1. afhangen (naar beneden hangen):

afhangen

herunterhängen

een afhangend dak

ein heruntergezogenes Dach

2. afhangen (afhankelijk zijn):

afhangen

abhängen

dat hangt ervan af of …

das hängt davon ab, ob …

ons uitstapje hangt van het weer af

unser Ausflug hängt vom Wetter ab