Tłumaczenia dla hasła „Autorin“ w niderlandzko » niemiecki słowniku

au·to·bio² [ɑutobijo, otobijo] PRZYM.

autobio

autobiografisch

au·to·rij·den <reed auto, h. autogereden> [ɑutorɛidə(n), otorɛidə(n)] CZ. cz. nieprzech.

autorijden

Auto fahren

au·to·ra·dio <autoradio|'s> [ɑutoradijo, otoradijo] RZ. r.m.

autoradio

Autoradio r.n.

au·to·band <autoband|en> [ɑutobɑnt, otobɑnt] RZ. r.m.

autoband

Autoreifen r.m.

au·to·ri·tair <autoritaire, autoritairder, autoritairst> [ɑutoritɛːr, otoritɛːr] PRZYM.

autoritair

autoritär

autoritair (van overheidswege)

behördlich

autoritair (van overheidswege)

amtlich

au·to·ri·teit <autoriteit|en> [ɑutoritɛit, otoritɛit] RZ. r.ż.

1. autoriteit ((iem van) erkend gezag):

autoriteit

Autorität r.ż.

een autoriteit op het gebied van de vaderlandse geschiedenis

eine Autorität auf dem Gebiet der Nationalgeschichte

2. autoriteit (overheidslichaam, overheidspersoon):

autoriteit

Behörde r.ż.

zich tot de bevoegde autoriteit wenden

sich an die zuständige Behörde wenden

hoge autoriteit

entscheidende Instanz r.ż.

de plaatselijke autoriteiten

die örtlichen Behörden

au·to·bus <autobus|sen> [ɑutobʏs, otobʏs] RZ. r.m.

autobus

Autobus r.m.

autobus

Omnibus r.m.

autobus

Bus r.m.

au·to·ped <autoped|s> [ɑutopɛt] RZ. r.m.

autoped

Roller r.m.

voor·in [vorɪn] PRZYSŁ.

voorin

vorn(e)

voorin MOT.

auf dem Vordersitz

au·to <auto|'s> [ɑuto, oto] RZ. r.m.

auto

Auto r.n.

auto

Wagen r.m.

de tweede auto

der Zweitwagen

de tweedehands auto

der Gebrauchtwagen

de auto van de zaak

das Geschäftsauto

een (klein) autootje

ein Klein(st)wagen

sto·ring <storing|en> [storɪŋ] RZ. r.ż.

storing

Störung r.ż.

storing (overlast)

Belästigung r.ż.

storing in de ontvangst

Empfangsstörung r.ż.

technische storing

technische Störung r.ż.

alles verliep zonder storing

es verlief alles reibungslos

hau·tain [hotɛ̃]

hautain [[o. otɛ̃]] hautaine, hautainer, meest hautain PRZYM.:

hautain

überheblich