Tłumaczenia dla hasła „Dämmerschein“ w niderlandzko » niemiecki słowniku

(Przełącz na niemiecko » niderlandzki)

on·der·scheid [ɔndərsxɛit] RZ. r.n. geen l.mn.

onderscheid

Unterschied r.m.

onderscheid maken tussen oorzaak en gevolg

zwischen Ursache und Wirkung unterscheiden

zonder onderscheid naar geslacht

ohne Unterschied des Geschlechts

jam·me·ren <jammerde, h. gejammerd> [jɑmərə(n)] CZ. cz. nieprzech.

jammeren

jammern

jammeren

lamentieren pej.

jammeren (klaaglijk, zacht)

wimmern

om zijn moeder jammeren

nach seiner Mutter jammern

om een dood kind jammeren

den Tod eines Kindes beklagen

jammeren om [o. over ] zijn ongeluk

über sein Unglück B. jammern

on·der·schei·den¹ [ɔndərsxɛidə(n)] PRZYM.

1. onderscheiden (verschillend):

onderscheiden

verschieden

de onderscheiden kantons van Zwitserland

die verschiedenen Kantone der Schweiz

2. onderscheiden (uiteenlopend):

onderscheiden

unterschiedlich

onderscheiden gevoelens

unterschiedliche Gefühle l.mn.

3. onderscheiden (in groot getal):

onderscheiden

verschieden

onderscheiden

mehrere

onderscheiden redenen weerhouden hem

verschiedene [o. mehrere] Gründe halten ihn zurück

dam·men <damde, h. gedamd> [dɑmə(n)] CZ. cz. nieprzech.

dammen

Dame spielen

ver·schei·den¹ [vərsxɛidə(n)] PRZYM.

verscheiden

verschieden

on·der·schei·ding <onderscheiding|en> [ɔndərsxɛidɪŋ] RZ. r.ż.

1. onderscheiding (decoratie):

onderscheiding

Auszeichnung r.ż.

een onderscheiding verlenen/ontvangen

eine Auszeichnung verleihen/empfangen

2. onderscheiding (achting):

onderscheiding

Achtung r.ż.

onderscheiding

Respekt r.m.

3. onderscheiding (blijk, bewijs van voorkeur):

onderscheiding

Auszeichnung r.ż.

onderscheiding

Ehre r.ż.

een vererende onderscheiding

eine ehrenvolle Auszeichnung

4. onderscheiding (het maken van onderscheid):

onderscheiding

Unterscheidung r.ż.

dam·schijf <dam|schijven> [dɑmsxɛif] RZ. r.ż.

damschijf

Damestein r.m.

ver·sche·pen <verscheepte, h. verscheept> [vərsxepə(n)] CZ. cz. przech.

1. verschepen (overladen):

verschepen

umschiffen

2. verschepen (met schepen verzenden):

verschepen

verschiffen