Tłumaczenia dla hasła „Johannisbeeren“ w niderlandzko » niemiecki słowniku

(Przełącz na niemiecko » niderlandzki)

bo·ta·ni·se·ren <botaniseerde, h. gebotaniseerd> [botanizerə(n)] CZ. cz. nieprzech.

botaniseren

botanisieren

me·cha·ni·se·ren <mechaniseerde, h. gemechaniseerd> [mexanizerə(n)] CZ. cz. przech.

mechaniseren

mechanisieren

io·ni·se·ren <ioniseerde, h. geïoniseerd> [ijonizerə(n)] CZ. cz. przech.

ioniseren

ionisieren

or·ga·ni·se·ren <organiseerde, h. georganiseerd> [ɔrɣanizerə(n)] CZ. cz. przech.

1. organiseren (regelen):

organiseren

organisieren

goed kunnen organiseren

gut organisieren können

een feest/het verzet organiseren

ein Fest veranstalten/den Widerstand organisieren

zich organiseren

sich organisieren [o. zusammenschließen]

2. organiseren (op touw zetten):

organiseren

organisieren

organiseren

veranstalten

een bijeenkomst organiseren

ein Treffen organisieren

3. organiseren pot. (inpikken):

organiseren

organisieren

organiseren

klauen

ko·lo·ni·se·ren <koloniseerde, h. gekoloniseerd> [kolonizerə(n)] CZ. cz. przech.

koloniseren

kolonisieren

mo·der·ni·se·ren <moderniseerde, h. gemoderniseerd> [modɛrnizerə(n)] CZ. cz. przech.

moderniseren

modernisieren

an·nexe·ren <annexeerde, h. geannexeerd> [ɑnɛkserə(n)] CZ. cz. przech.

annexeren

annektieren

annexeren

einverleiben

an·nu·le·ren <annuleerde, h. geannuleerd> [ɑnylerə(n)] CZ. cz. przech.

annuleren (reis, manifestatie)

absagen

annuleren (contract, huwelijk)

annullieren

annuleren (boeking, bestelling, contract)

stornieren

annuleren (terugdraaien)

rückgängig machen

een contract annuleren

einen Vertrag lösen

an·no·te·ren <annoteerde, h. geannoteerd> [ɑnoterə(n)] CZ. cz. przech.

annoteren

kommentieren

han·te·ren <hanteerde, h. gehanteerd> [hɑnterə(n)] CZ. cz. przech.

hanteren (omgaan met)

hantieren mit

hanteren (omgaan met)

handhaben

hanteren (bedienen)

betätigen

hanteren (naald, pen, penseel)

führen

hanteren (bijl, hamer)

schwingen

hanteren (toepassen, bijv. formule)

anwenden

de tot nu toe gehanteerde arbeidsverdeling

die bisherige Arbeitsteilung

ik kan die zware kast niet alleen hanteren

ich schaffe diesen schweren Schrank nicht allein

het mes hanteren

mit dem Messer hantieren

moeilijk te hanteren

schwer zu handhaben

chan·te·ren <chanteerde, h. gechanteerd> [ʃɑnterə(n)] CZ. cz. przech.

chanteren

erpressen

an·non·ce·ren <annonceerde, h. geannonceerd> [ɑnɔnserə(n)] CZ. cz. przech.

annonceren

annoncieren

can·ne·le·ren <canneleerde, h. gecanneleerd> [kɑnəlerə(n)] CZ. cz. przech. bouww.

canneleren

kannelieren

de·mo·ni·se·ren <demoniseerde, h. gedemoniseerd> [demonizerə(n)] CZ. cz. przech.

demoniseren

dämonisieren

fe·mi·ni·se·ren¹ <feminiseerde, h. gefeminiseerd> [feminizerə(n)] CZ. cz. przech. (vrouwvriendelijk maken)

feminiseren

frauenfreundlicher gestalten

de partij moest gefeminiseerd worden

die Partei müsste frauenfreundlicher werden

gal·va·ni·se·ren <galvaniseerde, h. gegalvaniseerd> [ɣɑlvanizerə(n)] CZ. cz. przech.

galvaniseren

galvanisieren

het gegalvaniseerde plaatijzer

der galvanisierte Eisendraht

het gegalvaniseerde plaatijzer

das verzinkte Blech

har·mo·ni·se·ren¹ <harmoniseerde, h. geharmoniseerd> [hɑrmonizerə(n)] CZ. cz. przech. (harmonisch maken)

harmoniseren

harmonisieren

harmoniseren

in Einklang bringen