Tłumaczenia dla hasła „Jones“ w niderlandzko » niemiecki słowniku

(Przełącz na niemiecko » niderlandzki)

jon·gen¹ <jongen|s> [jɔŋə(n)] RZ. r.m.

1. jongen (kind van het mannelijk geslacht):

jongen

Junge r.m.

daar is hij maar een kleine jongen bij

dagegen ist er ein Waisenknabe

2. jongen (zoon):

jongen

Junge r.m.

de jongens van mijn broer

die Jungen meines Bruders

3. jongen (adolescent):

jongen

Junge r.m.

4. jongen (volwassen mannelijk persoon):

jongen

Bursche r.m.

jongen

Kerl r.m.

jongen

Junge r.m.

kom, ouwe jongen

komm, alter Junge

een jongen van Jan de Witt

ein Prachtkerl

5. jongen (jongen(s) en/of meisje(s)) l.mn.:

jongen

Kinder l.mn.

zijn dat jouw jongens?

sind das deine Kinder?

gaan jullie mee, jongens?

geht ihr mit, Kinder?

6. jongen (vrijer):

jongen

Freund r.m.

jon·ker <jonker|s> [jɔŋkər] RZ. r.m.

jonker

Junker r.m.

een kale jonker plantk.

eine Sumpf-Kratzdistel

jong·mens <jongelieden, jongelui> [jɔŋmɛns] RZ. r.m.

1. jongmens (jonge man):

jongmens

junge(r) Mann r.m.

2. jongmens (jonge mensen) l.mn.:

jongmens

junge(n) Leute l.mn.

jongmens

Jugendliche(n) l.mn.

Jo·nas [jonɑs] RZ. r.m. geen l.mn.

Jonas

Jonas r.m.

jon·ge [jɔŋə] WK

jonge

Junge, Junge!

jonge

Mensch!

jonge jonge, wat is dat mooi!

Junge, Junge, ist das schön!

jong¹ <jong|en> [jɔŋ] RZ. r.n.

1. jong (pasgeboren dier):

jong

Junge(s) r.n.

jongen werpen

Junge werfen

2. jong (jongen, meisje):

jong

Kleine(r) r.m.

zij is een aardig jong

sie ist ein nettes Ding