Tłumaczenia dla hasła „Nieuwkerk“ w niderlandzko » niemiecki słowniku

(Przełącz na niemiecko » niderlandzki)

nieuw·ko·mer <nieuwkomer|s> [niwkomər] RZ. r.m.

1. nieuwkomer (nieuweling):

nieuwkomer

Neuling r.m.

nieuwkomer

Newcomer r.m.

2. nieuwkomer (immigrant):

nieuwkomer

Einwanderer r.m.

3. nieuwkomer (iets nieuws):

nieuwkomer

Neuzugang r.m.

een nieuwkomer in de top veertig

ein Newcomer unter den ersten vierzig

nieuws·gie·rig <nieuwsgierige, nieuwsgieriger, nieuwsgierigst> [niwsxirəx] PRZYM.

nieuwsgierig

neugierig

nieuwsgierig (sterker)

gespannt

een nieuwsgierig aagje pej. (vrouw)

ein neugieriges Weib

een nieuwsgierig aagje pej. (man)

ein neugieriger Typ

ik ben nieuwsgierig naar de uitslag

ich bin neugierig [o. gespannt] auf das Ergebnis

nieuw·tje <nieuwtje|s> [niwcə] RZ. r.n.

1. nieuwtje (bericht):

nieuwtje

Neuigkeit r.ż.

2. nieuwtje (iets nieuws):

nieuwtje

Neue(s) r.n.

het nieuwtje was eraf

es hatte den Reiz des Neuen verloren

nieuw·bouw [niwbɑu] RZ. r.m. geen l.mn.

1. nieuwbouw (het bouwen):

nieuwbouw

Neubau r.m.

2. nieuwbouw (huis, huizen in aanbouw):

nieuwbouw

Neubau r.m.

nieuw·jaar [niwjar] RZ. r.n. geen l.mn. (jaar dat pas is begonnen)

nieuwjaar

neue(s) Jahr r.n.

gelukkig nieuwjaar! (als toost)

prosit Neujahr!

(een) gelukkig [o. zalig ] nieuwjaar!

ein glückliches neues Jahr!

iem (gelukkig) nieuwjaar wensen

jdm ein glückliches neues Jahr wünschen