Tłumaczenia dla hasła „Siebtelliter“ w niderlandzko » niemiecki słowniku

(Przełącz na niemiecko » niderlandzki)

cen·ti·li·ter <centiliter|s> [sɛntilitər] RZ. r.m.

centiliter

Zentiliter r.m. r.n. r.n.

hec·to·li·ter <hectoliter|s> [hɛktolitər] RZ. r.m.

hectoliter

Hektoliter r.m. r.n. r.n.

sa·tel·liet <satelliet|en> [satəlit] RZ. r.m.

1. satelliet (kunstmaan):

satelliet

Satellit r.m.

meteorologische satelliet

Wettersatellit r.m.

uitzending via satelliet

Satellitenübertragung r.ż.

2. satelliet astron. (bijplaneet):

satelliet

Satellit r.m.

satelliet

Trabant r.m.

satelliet

Mond r.m.

flie·re·flui·ter <flierefluiter|s> [flirəflœytər] RZ. r.m.

flierefluiter

Leichtfuß r.m.

flierefluiter

Lebemann r.m.

mil·li·li·ter <milliliter|s> [mililitər] RZ. r.m.

milliliter

Milliliter r.m. r.n. r.n.

de·ci·li·ter <deciliter|s> [desilitər] RZ. r.m.

deciliter

Deziliter r.m. r.n. r.n.

ge·trei·ter [ɣətrɛɪtər] RZ. r.n. geen l.mn.

getreiter

Piesackerei r.ż. pot.

Koe·wei·ter <Koeweiter|s> [kuwɛitәr] RZ. r.m.

Koeweiter

Kuwaiter r.m.

bij·slui·ter <bijsluiter|s> [bɛislœytər] RZ. r.m.

bijsluiter

Beipackzettel r.m.

hek·slui·ter RZ. r.m.

heksluiter → hekkensluiter

Zobacz też hekkensluiter

hek·ken·slui·ter <hekkensluiter|s> [hɛkə(n)slœytər] RZ. r.m.

hekkensluiter

Schlusslicht r.n.

stel·ling <stelling|en> [stɛlɪŋ] RZ. r.ż.

1. stelling (het stellen van een vraag, probleem):

stelling

Fragestellung r.ż.

stelling

Problemstellung r.ż.

de stelling van het probleem is onjuist

die Problemstellung ist nicht richtig

2. stelling (wijze waarop iets, iem is geplaatst):

stelling

Stellung r.ż.

stelling

Aufstellung r.ż.

stelling

Position r.ż.

een gunstige stelling opbouwen SZACH. (dammen)

eine günstige Stellung aufbauen

zwaar geschut in stelling brengen przen. (dammen)

grobes [o. schweres] Geschütz auffahren

3. stelling mil.:

stelling

Stellung r.ż.

de stellingen betrekken

in Stellung gehen

een kanon in stelling brengen

eine Kanone auffahren

stelling nemen tegen przen.

Stellung nehmen gegen +B.

4. stelling (steiger):

stelling

Gerüst r.n.

stelling

Baugerüst r.n.

een stelling oprichten

ein Gerüst aufbauen

5. stelling (staand rek):

stelling

Stellage r.ż.

stelling

Gestell r.n.

stelling

Regal r.n.

de boeken staan op stellingen

die Bücher stehen in Regalen

6. stelling:

stelling (beginsel)

These r.ż.

stelling (allgemeen)

Behauptung r.ż.

een gewaagde stelling

eine kühne These [o. Behauptung]

7. stelling wisk.:

stelling

Lehrsatz r.m.

stelling

Satz r.m.

stelling

Theorem r.n.

een stelling bewijzen

einen Lehrsatz beweisen

de stelling van Pythagoras

der Satz des Pythagoras

8. stelling (promotie):

stelling

These r.ż.

9. stelling (getimmerte):

stelling

Lattenrost r.m.

stelling

Lattengestell r.n.

stelling

Bock r.m.

be·stel·ling <bestelling|en> [bəstɛlɪŋ] RZ. r.ż.

1. bestelling (het thuisbezorgen):

bestelling

Lieferung r.ż.

bestelling

Zustellung r.ż.

2. bestelling (order):

bestelling

Bestellung r.ż.

bestelling

Anforderung r.ż.

bestelling

Auftrag r.m.

een bestelling doen

eine Bestellung aufgeben

volgens bestelling

auftragsgemäß

3. bestelling (bestelde goederen):

bestelling

Bestellung r.ż.

in·stel·ling <instelling|en> [ɪnstɛlɪŋ] RZ. r.ż.

1. instelling:

instelling (oprichting)

Gründung r.ż.

instelling (commissie)

Einsetzung r.ż.

instelling (prijs)

Stiftung r.ż.

instelling (regeling, wet)

Einführung r.ż.

instelling (regeling, wet)

Durchführung r.ż.

2. instelling:

instelling (organisatie, instituut: openbaar)

Einrichtung r.ż.

instelling (organisatie, instituut: openbaar)

Institution r.ż.

instelling (organisatie, instituut: gebouw met zich daarin bevindende instelling)

Anstalt r.ż.

instelling (organisatie, instituut: gebouw met zich daarin bevindende instelling)

Institut r.n.

financiële instellingen

Geldinstitute l.mn.

openbare instellingen

öffentliche Einrichtungen l.mn.

3. instelling:

instelling

Gesinnung r.ż.

instelling (mentaliteit)

Einstellung r.ż.

een zakelijke instelling hebben (commercieel)

Geschäftssinn haben

een zakelijke instelling hebben (nuchter, objectief)

sachlich eingestellt sein

ver·tel·ling <vertelling|en> [vərtɛlɪŋ] RZ. r.ż.

1. vertelling (verhaal):

vertelling

Erzählung r.ż.

vertelling

Geschichte r.ż.

2. vertelling (mondeling verslag):

vertelling

Erzählung r.ż.

3. vertelling (vergissing):

vertelling

Fehler r.m. beim Zählen