niderlandzko » niemiecki
Widzisz podobne wyniki: leefbaar , laakbaar , haalbaar , denkbaar , deelbaar , buigbaar , achtbaar , behaard , grijpbaar , behanger i behappen

be·hap·pen [bəhɑpə(n)] CZ. alleen inf.

be·han·ger <behanger|s> [bəhɑŋər] RZ. r.m.

grijp·baar [ɣrɛibar] PRZYM.

1. grijpbaar (te pakken):

grijpbaar
fassbar
grijpbaar
greifbar

2. grijpbaar (te begrijpen):

grijpbaar
fassbar
grijpbaar
begreifbar

be·haard <behaarde, behaarder, meest behaard> [bəhart] PRZYM.

acht·baar [ɑxtbar] PRZYM.

buig·baar [bœyɣbar] PRZYM.

deel·baar [delbar] PRZYM.

denk·baar [dɛŋɡbar] PRZYM.

haal·baar <haalbare, haalbaarder, haalbaarst> [halbar] PRZYM.

laak·baar [laɡbar] PRZYM.

leef·baar <leefbare, leefbaarder, leefbaarst> [levbar] PRZYM.

Przeszukaj słownik

niderlandzki

Interfejs: Deutsch | English | Español | Italiano | Polski
Przeszukaj słowniki
Najbardziej popularne