niderlandzko » niemiecki

een·vou·dig1 <eenvoudige, eenvoudiger, eenvoudigst> [envɑudəx] PRZYM.

2. eenvoudig (zonder overdaad):

eenvoudig
eenvoudig

3. eenvoudig (bescheiden):

eenvoudig
eenvoudig

4. eenvoudig (enkel, zonder meer):

eenvoudig

een·vou·dig2 [envɑudəx] PRZYSŁ. (zonder meer)

eenvoudig
eenvoudig
het is eenvoudig onzin

Przykładowe zdania ze słowem eenvoudig

zo eenvoudig als wat
het is eenvoudig onzin
dat is toch heel eenvoudig
het is verre van eenvoudig
het is een eenvoudig rekensommetje ook przen.

Interfejs: Deutsch | English | Español | Italiano | Polski