Tłumaczenia dla hasła „geëxploiteerd“ w niderlandzko » niemiecki słowniku

ge·ëxal·teerd [ɣəɛksɑltert] PRZYM.

geëxalteerd

überspannt

geëxalteerd

exaltiert form.

geëxalteerde fantasie

überhitzte Fantasie r.ż.

ge·di·plo·meerd [ɣədiplomert] PRZYM.

gediplomeerd

diplomiert

gediplomeerd

(staatlich) geprüft

ge·de·col·le·teerd [ɣədekɔlətert] PRZYM.

gedecolleteerd

dekolletiert

ex·ploi·te·ren <exploiteerde, h. geëxploiteerd> [ɛksplwaterə(n)] CZ. cz. przech.

1. exploiteren:

exploiteren (winstgevend maken)

wirtschaftlich nutzen

exploiteren (delfstoffen)

fördern

exploiteren (vaste delfstoffen)

abbauen

exploiteren (mijnen)

ausbeuten

exploiteren (winkel, organisatie, fabriek, verkeersnet)

betreiben

exploiteren (landbouwgrond)

bewirtschaften

2. exploiteren pej.:

exploiteren (uitbuiten)

ausbeuten

exploiteren (profiteren)

ausnutzen

ge·sor·teerd [ɣəsɔrtert] PRZYM. (keuze hebbend)

gesorteerd

sortiert

ge·flat·teerd [ɣəflɑtert] PRZYM.

geflatteerd

geschmeichelt

geflatteerd

schmeichelhaft

een geflatteerde balans

eine frisierte Bilanz pot.

een geflatteerd beeld van de situatie

ein beschönigendes Bild der Lage

een geflatteerd portret

ein schmeichelhaftes Bild

ge·pi·keerd [ɣəpikert] PRZYM.

gepikeerd

pikiert form.

gepikeerd

gekränkt

gepikeerd

beleidigt

ex·ploi·tant <exploitant|en> [ɛksplwatɑnt] RZ. r.m.

exploitant

Unternehmer r.m.

exploitant (van mijn-, overheids-, verkeers-, distributieorganisatie)

Betreiber r.m.

exploitant (van mijn-, overheids-, verkeers-, distributieorganisatie)

Betriebsleiter r.m.

exploitant landb.

Bewirtschafter r.m.

ex·ploi·ta·tie <exploitatie|s> [ɛksplwata(t)si] RZ. r.ż.

1. exploitatie:

exploitatie (het exploiteren)

Betrieb r.m.

exploitatie (van verkeers- of distributieorganisatie)

Betreibung r.ż.

exploitatie (van mijnen)

Ausbeutung r.ż.

exploitatie (van delfstoffen)

Förderung r.ż.

exploitatie (vaste delfstoffen)

Abbau r.m.

iets in exploitatie brengen

etw wirtschaftlich nutzen

2. exploitatie (uitbuiting):

exploitatie

Ausbeutung r.ż.

ge·ëman·ci·peerd [ɣəemɑnsipert] PRZYM.

geëmancipeerd

emanzipiert

ge·da·teerd [ɣədatert] PRZYM.

gedateerd

veraltet

gedateerd

überholt

ge·wat·teerd [ɣəwɑtert] PRZYM.

gewatteerd

wattiert

gewatteerd

Stepp-

een gewatteerde deken

eine Steppdecke

gewatteerde stof

wattierte(r) Stoff r.m.

ge·af·fec·teerd <geaffecteerde, geaffecteerder, geaffecteerdst> [ɣəɑfɛktert] PRZYM.

geaffecteerd

affektiert form.

geaffecteerd

geziert

geaffecteerd

gekünstelt

ge·pa·ten·teerd [ɣəpatɛntert] PRZYM.

gepatenteerd

patentiert