niderlandzko » niemiecki

ei·gen·naam <eigen|namen> [ɛiɣənam] RZ. r.m.

plan·ten·naam RZ. r.m.

plantennaam → plantnaam

Zobacz też plantnaam

plant·naam <plant|namen> [plɑntnam] RZ. r.m.

meis·jes·naam <meisjes|namen> [mɛiʃəsnam] RZ. r.m.

do·mein·naam <domein|namen> [domɛɪnam] RZ. r.m.

roep·naam <roep|namen> [rupnam] RZ. r.m.

aan·ge·naam <aangename, aangenamer, aangenaamst> [aŋɣənam] PRZYM.

ach·ter·naam <achter|namen> [ɑxtərnam] RZ. r.m.

per·soons·naam <persoons|namen> [pɛrsonsnam] RZ. r.m.


Interfejs: Deutsch | English | Español | Italiano | Polski