Tłumaczenia dla hasła „legescheide“ w niderlandzko » niemiecki słowniku

(Przełącz na niemiecko » niderlandzki)

ge·schei·den [ɣəsxɛidə(n)] PRZYM.

1. gescheiden:

gescheiden (verwijderd van elkaar)

getrennt

gescheiden (apart)

separat

2. gescheiden (niet meer gehuwd):

gescheiden

geschieden

on·be·schei·den [ɔmbəsxɛidə(n)] PRZYM.

onbescheiden

unbescheiden

een onbescheiden vraag

eine indiskrete Frage

be·schei·den <bescheiden, bescheidener, bescheidenst> [bəsxɛidə(n)] PRZYM.

1. bescheiden (niet aanmatigend):

bescheiden

bescheiden

bescheiden

anspruchslos

2. bescheiden (niet groot):

bescheiden

bescheiden

bescheiden

einfach

bescheiden

schlicht

be·scheid [bəsxɛit] RZ. r.n. geen l.mn.

1. bescheid (geschreven stuk):

bescheid

Schriftstück r.n.

bescheid

Akte r.ż.

bescheid

Dokument r.n.

bescheid

Unterlagen l.mn.

2. bescheid (antwoord):

bescheid

Antwort r.ż.

bescheid

Bescheid r.m.

schei·den² <scheidde, i. gescheiden> [sxɛidə(n)] CZ. cz. nieprzech.

1. scheiden (niet langer samen gaan):

scheiden

sich scheiden

scheiden

sich trennen

hier scheiden de geesten przen.

da scheiden sich die Geister

hier scheiden onze wegen

hier trennen sich unsere Wege

2. scheiden (huwelijk):

scheiden

sich scheiden

scheiden

sich trennen

zij gaan scheiden

sie wollen sich scheiden lassen

3. scheiden (zich losmaken):

scheiden

sich trennen

af·schei·den <scheidde af, h. afgescheiden> [ɑfsxɛidə(n)] CZ. cz. przech.

1. afscheiden (verwijderen):

afscheiden

absondern

afscheiden

trennen

de schapen van de bokken afscheiden

die Schafe von den Böcken trennen

zich van de wereld afscheiden

sich von der Welt absondern

2. afscheiden (ruimte, oppervlakte):

afscheiden

abtrennen

het weiland was van de weg afgescheiden

die Wiese war vom Weg abgetrennt

3. afscheiden (hars, melk, speeksel enz. produceren):

afscheiden

ausscheiden

uit·schei·den¹ <scheidde uit, h. uitgescheiden> [œytsxɛidə(n)] CZ. cz. przech. (afzonderen; afscheiden)

uitscheiden

ausscheiden

le·ger·lei·ding [leɣərlɛidɪŋ] RZ. r.ż. geen l.mn.

legerleiding

Heeresleitung r.ż.