Tłumaczenia dla hasła „omzetcijfer“ w niderlandzko » niemiecki słowniku

in·dex·cij·fer <indexcijfer|s> [ɪndɛksɛifər] RZ. r.n. econ.

indexcijfer

Indexzahl r.ż.

indexcijfer

Indexziffer r.ż.

het indexcijfer voor de kosten van levensonderhoud

der Lebenshaltungsindex

om·zet·ten¹ <zette om, h. omgezet> [ɔmzɛtə(n)] CZ. cz. przech.

1. omzetten (van plaats laten verwisselen):

omzetten

umsetzen

omzetten

umstellen

zinnen omzetten

Sätze umstellen

2. omzetten (in een andere stand brengen):

omzetten

umschalten

omzetten

umstellen

de wissel omzetten

die Weiche (um)stellen

3. omzetten (verzetten):

omzetten

wegsetzen

omzetten

umsetzen

kun je die vaas een eindje omzetten?

kannst du die Vase etw weiter wegsetzen?

4. omzetten (verhandelen):

omzetten

umsetzen

een miljoen omzetten

eine Million umsetzen

5. omzetten (veranderen):

omzetten

umsetzen

omzetten

umwandeln

water in stoom omzetten

Wasser in Dampf umwandeln

zijn beloften in daden omzetten przen.

seine Versprechungen in die Tat umsetzen

6. omzetten muz.:

omzetten

transponieren

kijk·cij·fer <kijkcijfer|s> [kɛiksɛifər] RZ. r.n.

kijkcijfer

Einschaltquote r.ż.

kijkcijfer

Sehbeteiligung r.ż.

om·zei·len <omzeilde, h. omzeild> [ɔmzɛilə(n)] CZ. cz. przech.

1. omzeilen (zeilend uit de weg gaan):

omzeilen

umsegeln

omzeilen

umschiffen

2. omzeilen:

omzeilen (ontwijken)

umgehen

omzeilen (ontwijken)

ausweichen +C.

omzeilen (om iets onaangenaams)

herumkommen um +B.

alle klippen omzeilen

alle Klippen umschiffen

moeilijkheden omzeilen

Schwierigkeiten umgehen [o. ausweichen]

dit werk valt niet te omzeilen

um diese Arbeit kommen wir nicht herum

ont·cij·fe·ren <ontcijferde, h. ontcijferd> [ɔntsɛifərə(n)] CZ. cz. przech.

1. ontcijferen (met moeite lezen):

ontcijferen

entziffern

2. ontcijferen (decoderen):

ontcijferen

entziffern

ontcijferen

entschlüsseln

ontcijferen

dechiffrieren

cij·fer <cijfer|s> [sɛifər] RZ. r.n.

1. cijfer (teken):

cijfer

Ziffer r.ż.

Arabische cijfers

arabische Ziffern

2. cijfer (uitgedrukt getal):

cijfer

Zahl r.ż.

een getal van vijf cijfers

eine fünfstellige Zahl

getallen die in de vijf cijfers lopen

fünfstellige Zahlen

iets onder cijfers brengen

etw in Zahlen ausdrücken

in de rode cijfers staan przen.

roten Zahlen schreiben

in de rode cijfers staan przen.

in den roten Zahlen stecken

in de zwarte cijfers komen

wieder schwarze Zahlen schreiben

3. cijfer (maatstaf):

cijfer

Note r.ż.

cijfer

Zensur r.ż.

een slecht cijfer voor Duits

eine schlechte Note in Deutsch

4. cijfer (geheimschrift):

cijfer

Chiffre r.ż.

een stuk in cijfer

ein chiffriertes Dokument

5. cijfer (monogram):

cijfer

Monogramm r.n.

rap·port·cij·fer <rapportcijfer|s> [rɑpɔrtsɛifər] RZ. r.n.

rapportcijfer

Note r.ż.

rapportcijfer

Zensur r.ż.

sterf·te·cij·fer <sterftecijfer|s> [stɛrftəsɛifər] RZ. r.n.

sterftecijfer

Sterblichkeit r.ż.

sterftecijfer

Sterbeziffer r.ż.

sterftecijfer

Sterblichkeitsziffer r.ż.

sterftecijfer

Mortalität r.ż. form.