niderlandzko » niemiecki

over·ge·ven1 <gaf zich over, h. zich overgegeven> [ovərɣevə(n)] CZ. wk ww zich overgeven

1. overgeven (capituleren):

overgeven

2. overgeven (zich wijden aan):

overgeven
zich aan de liefde overgeven

3. overgeven (verslaafd raken aan):

overgeven
zich aan de drank overgeven

over·ge·ven2 <gaf over, h. overgegeven> [ovərɣevə(n)] CZ. cz. przech. (aan iem anders geven)

over·ge·ven3 <gaf over, h. overgegeven> [ovərɣevə(n)] CZ. cz. nieprzech. (braken)

overgeven

Przykładowe zdania ze słowem overgeven

zich aan wellust overgeven
een advocaat de zaak overgeven
zich aan de liefde overgeven
zich aan de drank overgeven

Interfejs: Deutsch | English | Español | Italiano | Polski