Tłumaczenia dla hasła „sigaar“ w niderlandzko » niemiecki słowniku

si·gaar <si|garen> [siɣar] RZ. r.ż.

1. sigaar (rookwaar):

sigaar

Zigarre r.ż.

een sigaar opsteken

eine Zigarre anzünden

2. sigaar (standje):

sigaar

Rüffel r.m.

sigaar

Anpfiff r.m.

sigaar

Zigarre r.ż.

sigaren uitdelen

rüffeln

3. sigaar plantk.:

sigaar

Kolben r.m.

de sigaar zijn

der Dumme sein

Przykładowe zdania ze słowem sigaar

aan een sigaar trekken

an einer Zigarre ziehen

een sigaar opsteken

(sich) eine Zigarre anstecken [o. anzünden]

zijn onafscheidelijke sigaar

seine ewige Zigarre

de sigaar zijn

der Dumme sein

zin in een sigaar hebben

Lust auf eine Zigarre haben

aan een pijp/sigaar lurken

an einer Pfeife saugen/an einer Zigarre lutschen

een trek aan een sigaar doen

einen Zug an der Zigarre tun