Tłumaczenia dla hasła „strengsten“ w niderlandzko » niemiecki słowniku

(Przełącz na niemiecko » niderlandzki)

stren·ge·len <strengelde, h. gestrengeld> [strɛŋələ(n)] CZ. cz. przech.

strengelen

schlingen

streng·heid <streng|heden> [strɛŋhɛɪt] RZ. r.ż.

1. strengheid (het weer):

strengheid

Strenge r.ż.

2. strengheid (neiging om niet toe te geven):

strengheid

Strenge r.ż.

strengheid

Härte r.ż.

strengheid

Schärfe r.ż.

dat werd met de uiterste strengheid bestraft

das wurde mit äußerster Härte geahndet

de strengheid van de wet

die Härte des Gesetzes

3. strengheid (nauwgezetheid):

strengheid

Strenge r.ż.

strek·ken¹ <strekte, h. gestrekt> [strɛkə(n)] CZ. cz. przech. (in lengterichting brengen)

strekken

strecken

zijn armen strekken

die Arme strecken

even de benen strekken

sich C. mal die Beine vertreten

zich strekken

sich hinstrecken [o. ausstrecken]

strem·men¹ <stremde, h. gestremd> [strɛmə(n)] CZ. cz. przech.

1. stremmen:

stremmen

gerinnen lassen

stremmen

zum Gerinnen bringen

2. stremmen (in zijn loop belemmeren, tegenhouden: verkeer):

stremmen

lahmlegen

3. stremmen (in zijn loop belemmeren, tegenhouden: doorgang):

stremmen

versperren

streng¹ <streng|en> [strɛŋ] RZ. r.ż.

1. streng (bundel draden) ook med.:

streng

Strang r.m.

een streng breiwol

ein Strang Strickwolle

2. streng (bundel haar):

streng

Strähne r.ż.

3. streng (touw):

streng

Strang r.m.

streng

Kordel r.ż.

4. streng (rijgsel):

streng

Schnur r.ż.

een streng parels

eine Perlenschnur

vast·roes·ten <roestte vast, i. vastgeroest> [vɑstrustə(n)] CZ. cz. nieprzech.

vastroesten

einrosten

streep·je <streepje|s> [strepjə] RZ. r.n.

met een streepje

gestreift

een streepje voor hebben bij iem przen.

bei jdm einen Stein im Brett haben

stret·cher <stretcher|s> [strɛtʃər] RZ. r.m.

stretcher

Feldbett r.n.

strek·kend [strɛkənt] PRZYM.

de strekkende meter

das laufende Meter

op·brengst <opbrengst|en> [ɔbrɛŋst] RZ. r.ż.

1. opbrengst:

opbrengst (rendement)

Ertrag r.m.

opbrengst (opbrengst van werk)

Ausbeute r.ż.

de gehele opbrengst bedroeg 1000 euro

der Gesamtertrag betrug 1000 Euro

de netto-opbrengst

der Reinertrag

de netto-opbrengst

der Reinerlös

2. opbrengst (oogst):

opbrengst

Ertrag r.m.