Tłumaczenia dla hasła „svermogen“ w niderlandzko » niemiecki słowniku

ver·mo·gen² <vermocht, h. vermocht> [vərmoɣə(n)] CZ. cz. przech.

vermogen

vermögen

on·ver·mo·gen [ɔnvərmoɣə(n)] RZ. r.n. geen l.mn.

1. onvermogen (onmacht):

onvermogen

Unvermögen r.n.

onvermogen

Unfähigkeit r.ż.

iem een brevet van onvermogen geven ook przen.

jdm ein Armutszeugnis ausstellen

2. onvermogen econ.:

onvermogen

Zahlungsunfähigkeit r.ż.

ver·mo·gend <vermogende, vermogender, vermogendst> [vərmoɣənt] PRZYM.

1. vermogend (rijk):

vermogend

vermögend

vermogend

wohlhabend

2. vermogend (invloedrijk):

vermogend

einflussreich

ver·ho·gen <verhoogde, h. verhoogd> [vərhoɣə(n)] CZ. cz. przech.

1. verhogen (hoger maken):

verhogen

erhöhen

een dijk met één meter verhogen

einen Deich um einen Meter erhöhen

2. verhogen:

verhogen (vermeerderen)

erhöhen

verhogen (genot, productie, snelheid, spanning)

steigern

verhogen (moed, moreel, peil, stemming)

heben

het disconto tot 6 procent verhogen

den Diskont auf sechs Prozent erhöhen

3. verhogen (sterker doen uitkomen):

verhogen

erhöhen

verhogen

steigern

het gedempte licht verhoogde het effect

das gedämpfte Licht steigerte den Effekt

on·ver·to·gen [ɔnvərtoɣə(n)] PRZYM.

onvertogen

ungebührlich

onvertogen

ungehörig

een onvertogen woord

ein ungebührliches Wort

denk·ver·mo·gen <denkvermogen|s> [dɛŋkfərmoɣə(n)] RZ. r.n.

denkvermogen

Denkvermögen r.n.

laad·ver·mo·gen [latfərmoɣə(n)] RZ. r.n. geen l.mn.

laadvermogen

Ladefähigkeit r.ż.

taal·ver·mo·gen [talvərmoɣə(n)] RZ. r.n. geen l.mn.

taalvermogen

Sprachfähigkeit r.ż.

taalvermogen

Kompetenz r.ż. spec.

trek·ver·mo·gen <trekvermogen|s> [trɛkfərmoɣə(n)] RZ. r.n.

trekvermogen

Zugkraft r.ż.

ver·dro·gen <verdroogde, i. verdroogd> [vərdroɣə(n)] CZ. cz. nieprzech.

verdrogen

vertrocknen

draag·ver·mo·gen [draxfərmoɣə(n)] RZ. r.n. geen l.mn.

draagvermogen

Tragfähigkeit r.ż.

wel·over·wo·gen [wɛlovərwoɣə(n)] PRZYM.

weloverwogen

wohl überlegt form.

weloverwogen

wohlerwogen form.

weloverwogen

wohl bedacht form.

een weloverwogen keuze

eine wohl überlegte Wahl form.

ge·zichts·ver·mo·gen <gezichtsvermogen|s> [ɣəzɪxtsfərmoɣə(n)] RZ. r.n.

gezichtsvermogen

Sehkraft r.ż.

gezichtsvermogen

Sehvermögen r.n.

be·vat·tings·ver·mo·gen <bevattingsvermogen|s> [bəvɑtɪŋsfərmoɣə(n)] RZ. r.n.

bevattingsvermogen

Auffassungsgabe r.ż.

bevattingsvermogen

Auffassungsvermögen r.n.

weer·stands·ver·mo·gen [werstɑntsfərmoɣə(n)] RZ. r.n. geen l.mn.

weerstandsvermogen

Widerstandsfähigkeit r.ż.