Tłumaczenia dla hasła „vervalsster“ w niderlandzko » niemiecki słowniku

(Przełącz na niemiecko » niderlandzki)

ver·vang·ster <vervangster|s> [vərvɑŋstər] RZ. r.ż.

vervangster forma żeńska od vervanger

Zobacz też vervanger

ver·van·ger <vervanger|s> [vərvɑŋər] RZ. r.m.

vervanger

Vertreter r.m.

over·val·ster RZ. r.ż.

overvalster forma żeńska od overvaller

Zobacz też overvaller

over·val·ler <overvaller|s> [ovərvɑlər] RZ. r.m.

overvaller

Räuber r.m.

overvaller (bankoverval)

Bankräuber r.m.

ver·volg·ster RZ. r.ż.

vervolgster forma żeńska od vervolger

Zobacz też vervolger

ver·vol·ger <vervolger|s> [vərvɔlɣər] RZ. r.m.

vervolger

Verfolger r.m.

ver·val·sen <vervalste, h. vervalst> [vərvɑlsə(n)] CZ. cz. przech.

vervalsen

(ver)fälschen

een handtekening/bankbiljetten vervalsen

eine Unterschrift/Banknoten fälschen

een tekst vervalsen

einen Text verfälschen

ver·voer·ster RZ. r.ż.

vervoerster forma żeńska od vervoerder

Zobacz też vervoerder

ver·voer·der <vervoerder|s> [vərvurdər] RZ. r.m.

vervoerder (allgemeen)

Beförderer r.m.

vervoerder (allgemeen)

Transporteur r.m.

vervoerder (goederen)

Spediteur r.m.

ver·taal·ster <vertaalster|s> [vərtalstər] RZ. r.ż.

vertaalster forma żeńska od vertaler

Zobacz też vertaler

ver·ta·ler <vertaler|s> [vərtalər] RZ. r.m.

vertaler

Übersetzer r.m.

ver·val·sing <vervalsing|en> [vərvɑlsɪŋ] RZ. r.ż.

vervalsing

Fälschung r.ż.

vervalsing

Verfälschung r.ż.

ver·val·len¹ [vərvɑlə(n)] PRZYM.

1. vervallen (niet onderhouden):

vervallen

verfallen

een vervallen huis

ein verfallenes Haus

2. vervallen (armoedig, afgetakeld):

vervallen

heruntergekommen

vervallen

verkommen

een vervallen indruk

ein verkommener Eindruck

3. vervallen (afgeschaft):

vervallen

verfallen

vervallen

erloschen

een vervallen recht

ein erloschenes Recht

4. vervallen (verstreken):

vervallen

verfallen

een vervallen wissel

ein verfallener Wechsel

ver·val·da·tum <vervaldatum|s, verval|data> [vərvɑldatʏm] RZ. r.m.

vervaldatum

Verfallsdatum r.n.

ver·van·ger <vervanger|s> [vərvɑŋər] RZ. r.m.

vervanger

Vertreter r.m.

in·val·ster <invalster|s> [ɪnvɑlstər] RZ. r.ż.

invalster forma żeńska od invaller

Zobacz też invaller

in·val·ler <invaller|s> [ɪnvɑlər] RZ. r.m.

1. invaller SPORT:

invaller (plaatsvervanger)

Ersatz r.m.

invaller (plaatsvervanger)

Ersatzmann r.m.

invaller (in ambt)

Vertreter r.m.

ik doe dat als invaller

ich mache das vertretungsweise

2. invaller (iem die een inval doet):

invaller

Angreifer r.m.

aan·val·ster RZ. r.ż.

aanvalster forma żeńska od aanvaller

Zobacz też aanvaller

aan·val·ler <aanvaller|s> [anvɑlər] RZ. r.m.

1. aanvaller (aanvallende persoon):

aanvaller

Angreifer r.m.

2. aanvaller SPORT:

aanvaller

Stürmer r.m.

uit·val·ster RZ. r.ż.

uitvalster forma żeńska od uitvaller

Zobacz też uitvaller

uit·val·ler <uitvaller|s> [œytfɑlər] RZ. r.m.

uitvaller

Ausgeschiedene(r) r.m.

er waren maar weinig uitvallers

es sind nur wenige ausgeschieden