Tłumaczenia dla hasła „vrees“ w niderlandzko » niemiecki słowniku

vrees <vrezen> [vres] RZ. r.ż.

1. vrees (angst voor iets dreigends):

vrees

Angst r.ż.

vrees

Furcht r.ż.

iem vrees aanjagen

jdm Angst einjagen

tussen hoop en vrees

zwischen Furcht und Hoffnung

iem vrees inboezemen

jdm Furcht einflößen

uit/van vrees

aus/vor Angst C.

vrees voor onweer

Angst vor Gewitter C.

2. vrees (angst voor iets onaangenaams):

vrees

Befürchtung r.ż.

vrees

Angst r.ż.

mijn vrees is bewaarheid

meine Befürchtungen haben sich bestätigt

Przykładowe zdania ze słowem vrees

gegronde vrees

begründete Furcht r.ż.

ik vrees van niet

ich fürchte nein

mijn vrees is bewaarheid

meine Befürchtungen haben sich bewahrheitet [o. bestätigt]

ik vrees het ergste

ich (be)fürchte das Schlimmste

uit vrees voor straf

aus Angst vor Strafe

tussen hoop en vrees

zwischen Furcht und Hoffnung

zijn onredelijke vrees/woede

seine unbegründete Furcht/Wut

(iem) ontzag/vrees inboezemen

(jdm) Respekt/Furcht einflößen

iem vrees aanjagen

jdm Angst einjagen

iem vrees inboezemen

jdm Furcht einflößen

vrees voor onweer

Angst vor Gewitter C.

uit/van vrees

aus/vor Angst C.

tussen vrees en hoop dobberen przen.

zwischen Furcht und Hoffnung schweben

ik vrees voor zijn leven

ich fürchte um sein Leben

een ridder zonder vrees of blaam

ein Ritter ohne Furcht und Tadel

tussen vrees en hoop heen en weer geslingerd worden przen.

zwischen Furcht und Hoffnung C. hin und her gerissen werden