Tłumaczenia dla hasła „Insta“ w niemiecko » niderlandzki słowniku

in·ˈstand, in ˈStand PRZYSŁ.

instand

in (goede) staat

instand

in orde

etw instand [o. in Stand] halten

iets in goede staat houden [o. onderhouden]

etw instand [o. in Stand] setzen

iets herstellen [o. repareren] [o. opknappen]

Si·ˈes·ta <Siesta, Siestas[o. Siesten] > [ˈzi̯ɛsta, ˈsi̯ɛsta] RZ. r.ż.

Siesta

middagdutje

Siesta

middagslaapje

Siesta

siësta

ˈin·sta·bil PRZYM.

instabil

instabiel

instabil

onstabiel

ˈPas·ta <Pasta, Pasten> [ˈpasta] RZ. r.ż.

Pasta

pasta r.n.

ˈRas·ta <Rastas, Rastas> [ˈrasta] RZ. r.m.

Rasta

rasta(fari)

ins [ɪns]

ins = in das

einst [ ͜ainst] PRZYSŁ.

1. einst (früher):

einst

eens

einst

eertijds

einst

ooit

2. einst podn. (in Zukunft):

einst

eens

einst

eenmaal

einst

in de toekomst

In·ˈstanz <Instanz, Instanzen> [ɪnˈstan͜ts ] RZ. r.ż.

1. Instanz ADM.:

Instanz

instantie

Instanz

orgaan r.n.

Instanz

afdeling

2. Instanz (Stufe eines Gerichtsverfahrens):

Instanz

instantie

in erster Instanz PR.

in eerste aanleg [o. instantie]