Tłumaczenia dla hasła „hereinfahren“ w niemiecko » niderlandzki słowniku

her·ˈein·fal·len CZ. cz. nieprzech. niereg.

1. hereinfallen (nach innen fallen):

hereinfallen

naar binnen [o. erin] vallen

2. hereinfallen pot. (betrogen werden):

hereinfallen

erin lopen

hereinfallen

zich laten beetnemen

auf einen Betrüger hereinfallen

zich door een bedrieger laten beetnemen

her·ˈan·fah·ren CZ. cz. nieprzech. niereg.

heranfahren

komen aanrijden

ˈein·fah·ren¹ CZ. cz. nieprzech.

einfahren

binnenvaren

einfahren

binnenrijden

die Bergleute fahren (in die Grube) ein

de mijnwerkers dalen (in de mijn) af

ˈhin·fah·ren¹ CZ. cz. nieprzech.

1. hinfahren:

hinfahren

erheen rijden [o. varen] [o. reizen]

2. hinfahren (wegfahren, weggehen):

hinfahren

wegrijden

hinfahren

wegvaren

hinfahren

weggaan

3. hinfahren euf. (sterben):

hinfahren

heengaan

hinfahren

sterven

ˈher·fah·ren¹ CZ. cz. nieprzech. niereg.

1. herfahren (gefahren kommen):

herfahren

hierheen rijden [o. varen]

2. herfahren (fahrend verfolgen):

herfahren

(blijven) rijden

hinter dem Wagen herfahren

achter de wagen aanrijden

vor jdm herfahren

voor iem uitrijden

her·ˈein·las·sen CZ. cz. przech. niereg. pot.

hereinlassen

binnenlaten

hereinlassen

erin laten (komen)