Tłumaczenia dla hasła „legerin“ w niemiecko » niderlandzki słowniku

le·ˈger [leˈʒeːɐ̯, leˈʒɛːɐ̯] PRZYM.

1. leger (ungezwungen):

leger

nonchalant

leger

losjes

leger

ongedwongen

2. leger (bequem):

leger

gemakkelijk

ˈle·gen¹ [ˈleːgn̩] CZ. cz. przech.

legen

leggen

Hand an sich legen

de hand aan zichzelf slaan

der Lehrer legte den Unterricht auf den Abend

de leraar [o. docent] verschoof zijn lessen naar 's avonds

etw auf die hohe Kante legen przen.

geld sparen [o. opzijleggen]

Feuer legen

brand stichten

jdm das Handwerk legen przen.

aan iems praktijken een einde maken

jdm etw zur Last legen

iem iets ten laste leggen

ˈle·de·rig [ˈleːdərɪç] PRZYM.

lederig

leerachtig

le·gi·ˈtim [legiˈtiːm] PRZYM. podn.

legitim

legitiem

legitim

wettig

legitim

gewettigd

ˈhier·in [ˈhiːˈrɪn, hiːˈrɪn] PRZYSŁ.

1. hierin (in diesem Raum):

hierin

hierin

2. hierin przen. (was das angeht):

hierin

hierin

hierin

in dit opzicht

hierin

wat dit betreft

ˈObe·rin <Oberin, Oberinnen> [ˈoːbərɪn] RZ. r.ż.

1. Oberin (Äbtissin von einem Kloster):

Oberin

(moeder-)overste

2. Oberin (Oberschwester):

Oberin

hoofdzuster

Oberin

hoofdverpleegster

ˈNä·he·rin <Näherin, Näherinnen> [ˈnɛːərɪn] RZ. r.ż.

Näherin

naaister

ge·ˈring [gəˈrɪŋ] PRZYM.

1. gering (unerheblich, unbedeutend):

gering

gering

gering

weinig

gering

klein

kein Geringerer als er

niem minder dan hij

in gering(er)em Grade

in mindere mate

nicht im Geringsten

niet in het minst

nicht im Geringsten

helemaal niet

nicht die geringste Lust

niet de minste zin [o. lust]

nicht das Geringste tun

helemaal niets doen

nicht das Geringste tun

geen klap doen [o. uitvoeren]

2. gering (niedrig):

gering

laag

gering

gering

jdn gering schätzen/achten

iem minachten/geringschatten