Tłumaczenia dla hasła „palinrichting“ w niemiecko » niderlandzki słowniku

(Przełącz na niderlandzko » niemiecki)

ˈEin·rich·tung <Einrichtung, Einrichtungen> RZ. r.ż.

1. Einrichtung (Wohnungseinrichtung):

Einrichtung

(woning)inrichting

2. Einrichtung (Installation):

Einrichtung

installatie

Einrichtung

voorziening

Einrichtung

faciliteit

3. Einrichtung (Institution):

Einrichtung

instelling

Einrichtung

instituut r.n.

Einrichtung

lichaam r.n.

4. Einrichtung (Gewohnheit, Gebrauch):

Einrichtung

instelling

Einrichtung

gewoonte

Einrichtung

gebruik r.n.

ˈHin·rich·tung <Hinrichtung, Hinrichtungen> [ˈhɪnrɪçtʊŋ] RZ. r.ż.

Hinrichtung

terechtstelling

Hinrichtung

executie

ˈein·rich·ten¹ CZ. cz. przech.

1. einrichten (möblieren):

einrichten

inrichten

2. einrichten (arrangieren):

einrichten

regelen

einrichten

schikken

einrichten

indelen

das lässt sich einrichten

dat valt wel te regelen

3. einrichten (gründen):

einrichten

instellen

einrichten

oprichten

einrichten

openen

4. einrichten MED.:

einrichten

zetten

5. einrichten MAT.:

einrichten

herleiden

ˈhin·rich·ten CZ. cz. przech.

hinrichten

terechtstellen

hinrichten

executeren

ˈun·rich·tig PRZYM.

unrichtig

onjuist

unrichtig

fout(ief)

unrichtig

verkeerd

ˈan·rich·ten CZ. cz. przech.

1. anrichten (zubereiten):

anrichten

toebereiden

anrichten

klaarmaken

das Essen anrichten

het eten toebereiden

2. anrichten (servieren):

es ist angerichtet podn.

het eten is klaar [o. staat op tafel]

3. anrichten pot. (anstellen):

anrichten

aanrichten

anrichten

veroorzaken

ein Blutbad/Schaden anrichten

een bloedbad/schade aanrichten

ˈGe·gen·rich·tung RZ. r.ż.

Gegenrichtung

tegen(over)gestelde [o. andere] richting

ˈauf·rich·tig PRZYM.

aufrichtig

oprecht

aufrichtig

eerlijk

aufrichtigen Dank!

mijn oprechte dank!

meine aufrichtige Teilnahme!

gecondoleerd!

meine aufrichtige Teilnahme!

innige deelneming!