Tłumaczenia dla hasła „smalend“ w niemiecko » niderlandzki słowniku

(Przełącz na niderlandzko » niemiecki)

ˈma·len² [ˈmaːlən] CZ. cz. zwr. podn.

malen

zich weerspiegelen

ˈelend [ˈeːlɛnt] PRZYM.

1. elend (armselig):

elend

ellendig

2. elend (dreckig):

eine elende Hütte

een ellendig [o. armzalig] krot

3. elend (krank):

mir ist elend

ik ben misselijk

4. elend pej. (gemein):

ein elender Verräter

een (doortrapt) gemene verrader

5. elend pot. (erbärmlich):

es ist hier elend heiß

het is hier ellendig [o. ontzettend] heet

ˈElend <Elend(e)s> [ˈeːlɛnt] RZ. r.n. kein l.mn.

1. Elend (Unglück):

Elend

ellende

das heulende Elend kriegen pot. a. żart.

zich diep ellendig voelen

jdn ins Elend stürzen

iem in het ongeluk storten

ein langes Elend pot.

een lange slungel

2. Elend (Armut):

Elend

armoede

Elend

nood

ˈab·ma·len CZ. cz. przech.

abmalen

(af)schilderen

be·ˈma·len CZ. cz. przech.

bemalen

beschilderen

bemalen

schilderen op

ˈan·ma·len CZ. cz. przech.

1. anmalen (anzeichnen):

anmalen

schilderen

anmalen

tekenen

2. anmalen pot. (malern, färben):

anmalen

schilderen

anmalen

verven

anmalen

beschilderen

3. anmalen pot. żart. (sich schminken):

anmalen

(opvallend) schminken

anmalen

opmaken

ˈra·send [ˈraːzn̩t] PRZYM.

1. rasend (enorm, stürmig):

rasend

razend

rasend

hevig

rasend

enorm

ein rasender Beifall

een donderend [o. uitbundig] applaus

2. rasend (unbeherrscht):

rasend

razend